Niederländisch » Deutsch

vol·ley <volley|s> [vɔli] SUBST f

vol·gen2 <volgde, h./i. gevolgd> [vɔlɣə(n)] VERB trans

2. volgen (gaan langs, aanhouden):

folgen +Dat
verfolgen +Akk

voe·len1 <voelde zich, h. zich gevoeld> [vulə(n)] VERB wk ww

bol·len <bolde, h. gebold> [bɔlə(n)] VERB intr

hol·len1 <holde, h. gehold> [hɔlə(n)] VERB trans (uithollen)

mol·len <molde, h. gemold> [mɔlə(n)] VERB trans

pol·len [pɔlə(n)] SUBST nt geen Pl

rol·len1 <rolde, h./i. gerold> [rɔlə(n)] VERB trans

1. rollen (rondwentelend voortbewegen):

2. rollen (rondwentelen):

5. rollen (met een rol aandrukken):

6. rollen (rollend vormen):

7. rollen (op behendige wijze stelen):

klauen ugs

sol·len1 <solde, h. gesold> [sɔlə(n)] VERB trans (heen en weer trekken)

dol·len <dolde, h. gedold> [dɔlə(n)] VERB intr

grol·len <grolde, h. gegrold> [ɣrɔlə(n)] VERB intr

2. grollen (grappen verkopen):

juxen ugs

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski