Niederländisch » Deutsch

dank·baar·heid [dɑŋɡbarhɛit] SUBST f geen Pl

leef·baar·heid [levbarhɛit] SUBST f geen Pl

waar·neem·ster <waarneemster|s> [warnemstər] SUBST f

waarneemster weibliche Form von waarnemer

Siehe auch: waarnemer

waar·ne·mer <waarnemer|s> [warnemər] SUBST m

1. waarnemer (iem die iets opmerkt):

2. waarnemer (bijwonen van een vergadering):

3. waarnemer (vervanger):

waar·ne·mend [warnemənt] ADJ

open·baar·heid [opə(n)barhɛit] SUBST f geen Pl

straf·baar·heid <strafbaar|heden> [strɑvbarhɛɪt] SUBST f

rucht·baar·heid [rʏxtbarhɛit] SUBST f geen Pl

dienst·baar·heid <dienstbaar|heden> [dinstbarhɛɪt] SUBST f

on·dank·baar·heid <ondankbaar|heden> [ɔndɑŋɡbarhɛit] SUBST f

vrucht·baar·heid [vrʏxtbarhɛit] SUBST f geen Pl

be·trouw·baar·heid [bətrɑubarhɛit] SUBST f geen Pl

waar·ne·mer <waarnemer|s> [warnemər] SUBST m

1. waarnemer (iem die iets opmerkt):

2. waarnemer (bijwonen van een vergadering):

3. waarnemer (vervanger):

on·waar·heid <onwaar|heden> [ɔnwarhɛit] SUBST f

waar·naar [warnar] ADV

1. waarnaar (vragend):

be·schik·baar·heid [bəsxɪɡbarhɛɪt] SUBST f geen Pl


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski