Übersetzungen für „zerwirken“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

er·ˈwir·ken [-ˈvɪrkn̩] VERB trans

erwirken

(weten te) verkrijgen

erwirken

bewerkstelligen

ver·ˈwir·ken VERB trans geh

verwirken

verspelen

den Kopf [o. das Leben ] verwirken ugs

er met zijn leven voor moeten boeten

be·ˈwir·ken VERB trans

bewirken

teweegbrengen

bewirken

veroorzaken

zer·ˈwüh·len VERB trans

zerwühlen

dooreenwoelen

zerwühlen

omwoelen

ˈaus·wir·ken VERB refl

auswirken

een uitwerking [o. effect] hebben

auswirken

zich doen gevoelen

sich negativ auswirken

een negatieve uitwerking [o. negatieve gevolgen] hebben

ˈein·wir·ken¹ VERB intr (Wirkung entfalten)

einwirken

inwerken

einwirken

uitwerking [o. invloed] hebben

ˈmit·wir·ken VERB intr

mitwirken FILM, THEAT (eine Rolle spielen)

zijn medewerking verlenen

mitwirken FILM, THEAT (eine Rolle spielen)

meewerken

mitwirken (beteiligt sein)

bijdragen

zu·ˈrück·wir·ken VERB intr

zurückwirken

terugwerken

zurückwirken

zijn uitwerking hebben