Übersetzungen für „eretreffer“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈGe·gen·tref·fer SUBST m

Gegentreffer → Gegentor

Siehe auch: Gegentor

ˈGe·gen·tor SUBST nt

Gegentor

tegendoelpunt

be·ˈtref·fen VERB trans unreg

1. betreffen (angehen):

betreffen

betreffen

betreffen

aangaan

2. betreffen (treffen, heimsuchen):

betreffen

treffen

betreffen

raken

ˈein·tref·fen VERB intr

1. eintreffen (ankommen):

eintreffen

aankomen

eintreffen

arriveren

2. eintreffen (in Erfüllung gehen):

eintreffen

uitkomen

eintreffen

werkelijkheid worden

ˈSie·ges·tref·fer SUBST m SPORT

Siegestreffer

beslissende [o. winnende] treffer

Siegestreffer

beslissend [o. winnend] doelpunt nt

ˈVoll·tref·fer SUBST m

1. Volltreffer ugs (direkter Treffer):

Volltreffer

voltreffer

2. Volltreffer übtr (voller Erfolg):

Volltreffer

schot nt in de roos

be·ˈtref·fend¹ ADJ

betreffend

desbetreffend

Wissensecke: Präpositionen mit Akkusativ

be·ˈtreffs [bəˈtrɛfs] PRÄP +Gen

betreffs ADMIN, WIRTSCH

met betrekking tot

betreffs ADMIN, WIRTSCH

wat … betreft

ˈan·tref·fen VERB trans

antreffen (treffen)

(aan)treffen

antreffen (vorfinden)

vinden

jdn bei bester Gesundheit antreffen

iem in de beste gezondheid aantreffen

ˈzu·tref·fen VERB intr unreg

1. zutreffen:

zutreffen (wahr sein)

waar [o. juist] zijn

zutreffen (richtig sein)

kloppen

2. zutreffen (gelten, anwendbar sein):

zutreffen

passen

zutreffen

gelden

die Beschreibung trifft auf ihn zu

de beschrijving slaat op hem

ˈHaupt·tref·fer SUBST m (im Lotto)

Haupttreffer

hoofdprijs