Übersetzungen für „gemischten“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ge·ˈmischt [gəˈmɪʃt] ADJ

1. gemischt (vermischt):

gemischt

gemengd

gemischt

gemêleerd

gemischt

gevarieerd

2. gemischt (zweifelhaft):

gemischt

twijfelachtig

gemischt

bedenkelijk

gemischt

ordinair

ˈmi·schen¹ [ˈmɪʃn̩] VERB trans

1. mischen (vermischen):

mischen

(ver)mengen

mischen

mixen

Gift ins Essen mischen

gif onder het eten mengen

Wasser mit Wein mischen

wijn met water aanlengen

Salat mischen

sla aanmaken

2. mischen (Karten):

mischen

schudden

3. mischen FILM:

mischen

mixen

ˈmi·schen² [ˈmɪʃn̩] VERB refl

1. mischen (sich mengen):

mischen

zich vermengen

mischen

in elkaar opgaan

2. mischen (sich einmischen):

mischen

zich mengen in

mischen

zich bemoeien met

3. mischen (sich mischen unter):

mischen

zich mengen onder

mischen

zich begeven onder

sich unter das Volk mischen

zich onder het volk begeven