Übersetzungen für „gepoot“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

De·ˈpot <Depots, Depots> [deˈpoː] SUBST nt

1. Depot (Lager):

Depot

depot nt of m

2. Depot (für Straßenbahnen, Omnibusse):

Depot

remise

3. Depot CH (Flaschenpfand):

Depot

statiegeld voor glas

ˈBei·boot SUBST nt

Beiboot

sloep

Beiboot

jol

ˈU-Boot [ˈuːboːt] SUBST nt

U-Boot

duikboot

U-Boot

onderzeeër

Ge·ˈbot <Gebot(e)s, Gebote> [gəˈboːt] SUBST nt

1. Gebot REL:

Gebot (Gesetz)

gebod nt

Gebot (Gesetz)

bevel nt

Gebot (Verordnung)

richtsnoer nt

Gebot (Verordnung)

leidraad

jdm zu Gebot(e) stehen

iem ten dienste [o. ter beschikking] staan

2. Gebot (Erfordernis):

Gebot

vereiste nt

Gebot

eis

das Gebot der Stunde

de eis van het ogenblik

das Gebot der Vernunft erfordert (es), dass …

de redelijkheid (ver)eist dat …

3. Gebot WIRTSCH:

Gebot

bod nt

ein Gebot abgeben

een bod doen

erstes Gebot

inzet

ein Gebot machen

een bod uitbrengen

ge·ˈpflegt [gəˈ͜pfleːkt] ADJ

1. gepflegt (nicht vernachlässigt):

gepflegt

verzorgd

gepflegt

goed onderhouden

gepflegt

keurig

2. gepflegt (kultiviert):

gepflegt

gecultiveerd

gepflegt

beschaafd

3. gepflegt ugs (erstklassig, bei Produkten):

gepflegt

goed verzorgd

gepflegt

met zorg bereid [o. omringd]