Übersetzungen für „onderscheids“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

un·ter·ˈschei·den¹ [ʊntɐˈʃ͜aidn̩] VERB trans unreg

unterscheiden (differenzieren)

onderscheiden

unterscheiden (differenzieren)

onderscheid [o. verschil] maken

unterscheiden (auseinanderhalten)

uit elkaar houden

unterscheiden (realisieren)

onderkennen

zwischen mehreren Sachen unterscheiden

tussen meerdere dingen onderscheiden [o. onderscheid maken]

man unterscheidet zwei Denkschulen

er zijn twee denkscholen te onderscheiden

ˈWi·der·schein SUBST m

Widerschein

weerschijn

Widerschein

weerkaatsing

Widerschein

weerspiegeling

un·ter·ˈscheid·bar [ʊntɐˈʃ͜aitbaːɐ̯] ADJ

unterscheidbar

te onderscheiden

unterscheidbar

herkenbaar

Un·ter·ˈschei·dung SUBST f

Unterscheidung

het onderscheiden

ˈWas·ser·schei·de SUBST f GEOG

Wasserscheide

waterscheiding

ˈRand·er·schei·nung SUBST f

Randerscheinung

randverschijnsel nt

ˈSon·der·schu·le SUBST f

Sonderschule

school voor buitengewoon [o. speciaal] (lager) onderwijs nt

Sonderschule

b.l.o.-school

ver·ˈschei·den VERB intr unreg geh

verscheiden

overlijden

verscheiden

ontslapen