Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „Stellungen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

stel·la·ge: Nomen
stel·ling: Nomen
stel·lend: Adjektiv und Adverb
stel·re·gel: Nomen
stegen: Verb

Meintest du vielleicht: stelling , stellage , stegen , stelregel und stellend

stel·la·ge <stellage|s> [stɛlaʒə] SUBST f

1. stellage (tijdelijk gebouwde verhoging):

Bühne f

Bretterbühne f

Podest nt

2. stellage (opbergrek):

Gestell nt

Regal nt

3. stellage (getimmerte ter ondersteuning):

Gerüst nt

stel·ling <stelling|en> [stɛlɪŋ] SUBST f

1. stelling (het stellen van een vraag, probleem):

Fragestellung f

Problemstellung f

de stelling van het probleem is onjuist

die Problemstellung ist nicht richtig

2. stelling (wijze waarop iets, iem is geplaatst):

een gunstige stelling opbouwen SCHACH (dammen)

eine günstige Stellung aufbauen

zwaar geschut in stelling brengen übtr (dammen)

grobes [o. schweres] Geschütz auffahren

3. stelling mil.:

de stellingen betrekken

in Stellung gehen

een kanon in stelling brengen

eine Kanone auffahren

stelling nemen tegen übtr

Stellung nehmen gegen +Akk

4. stelling (steiger):

Gerüst nt

een stelling oprichten

ein Gerüst aufbauen

5. stelling (staand rek):

Gestell nt

Regal nt

de boeken staan op stellingen

die Bücher stehen in Regalen

6. stelling:

stelling (beginsel)

These f

stelling (allgemeen)

een gewaagde stelling

eine kühne These [o. Behauptung]

7. stelling wisk.:

Satz m

Theorem nt

een stelling bewijzen

einen Lehrsatz beweisen

de stelling van Pythagoras

der Satz des Pythagoras

8. stelling (promotie):

These f

9. stelling (getimmerte):

Lattengestell nt

Bock m

stel·lend [stɛlənt] ADJ

de stellende trap (van adjectieven)

de stellende trap (van adjectieven)

stel·re·gel <stelregel|s> [stɛlreɣəl] SUBST m

Prinzip nt

een stelregel aannemen

sich Dat etw zum Prinzip machen

ik hanteer de stelregel dat …

es ist mein Prinzip, dass …

ik hanteer de stelregel dat …

mein Grundsatz lautet: …

stegen VERB

stegen 3. Pers Pl Imperf van stijgen

Siehe auch: stijgen

stij·gen <steeg, i. gestegen> [stɛiɣə(n)] VERB intr

het bergpad stijgt

der Bergpfad steigt an

in aanzien stijgen

zu höherem Ansehen kommen

in stijgende lijn

in aufsteigender Linie

een stijgende lijn

eine steigende Linie

de prijzen stijgen

die Preise steigen (an) [o. klettern]

de rivier stijgt

der Fluss steigt

van het paard stijgen

van het paard stijgen

vom Pferd steigen

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski