Übersetzungen für „Verstorbener“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

ver·sto·ren <verstoorde, h. verstoord> [vərstorə(n)] VERB trans

verstoren

stören

het evenwicht verstoren

das Gleichgewicht stören

ver·sto·te·ne SUBST f

verstotene → verstoteling

Siehe auch: verstoteling

ver·sto·te·ling <verstoteling|en> [vərstotəlɪŋ] SUBST m

verstoteling

Ausgestoßene(r) m

verstoteling

Verstoßene(r) m

ver·sto·ring <verstoring|en> [vərstorɪŋ] SUBST f

verstoring

Störung f

ver·sto·len [vərstolə(n)] ADJ

verstolen

verstohlen

verstolen

heimlich

een verstolen blik

ein verstohlener Blick

ver·sto·ken¹ [vərstokə(n)] ADJ

van iets verstoken zijn

etw entbehren (müssen)

ver·sto·ten <verstootte/verstiet, h. verstoten> [vərstotə(n)] VERB trans

verstoten

verstoßen

verstoten

ausstoßen

een kind verstoten

ein Kind verstoßen

ver·stom·men¹ <verstomde, i. verstomd> [vərstɔmə(n)] VERB intr (stom worden)

verstommen

verstummen

ver·ston·den VERB

verstonden 3. Pers Pl Imperf van verstaan

Siehe auch: verstaan

ver·staan <verstond, h. verstaan> [vərstan] VERB trans

verstaan

verstehen

hij verstaat de kunst anderen over te halen

er versteht es, andere zu überreden

zich met iem verstaan

sich mit jdm verständigen

iem iets te verstaan geven

jdm etw zu verstehen geben

zijn vak verstaan

sein Handwerk verstehen

ver·stop·pen <verstopte, h. verstopt> [vərstɔpə(n)] VERB trans (verbergen)

verstoppen

verstecken

zich achter de deur verstoppen

sich hinter der Tür verstecken

ver·stou·ten <verstoutte zich, h. zich verstout> [vərstɑutə(n)] VERB wk ww

verstouten zich verstouten:

verstouten

sich erkühnen

verstouten

sich unterfangen

ver·ste·nen¹ <versteende, i. versteend> [vərstenə(n)] VERB intr

1. verstenen (tot steen worden):

verstenen

versteinern

2. verstenen übtr:

verstenen

sich verhärten

verstenen

erstarren

ver·stu·ren <verstuurde, h. verstuurd> [vərstyrə(n)] VERB trans

versturen

versenden

versturen

(ver)schicken

aangetekend versturen

als Einschreiben schicken

iets naar iem versturen

jdm etw (zu)schicken