Übersetzungen für „aanpakken“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

aan·pak·ken <pakte aan, h. aangepakt> [ampɑkə(n)] VERB trans

aanpakken

anfassen

aanpakken

anpacken

pak eens aan

fass mal an

iets goed aanpakken

etw richtig anpacken

de ziekte had het kind sterk aangepakt

die Krankheit hatte das Kind sehr mitgenommen

hij weet van aanpakken

er kann zupacken

Beispielsätze für aanpakken

een zaak praktisch aanpakken

eine Sache praktisch angehen

hij weet van aanpakken

er kann zupacken

iets professioneel aanpakken

etw professionell anpacken

iem hardhandig aanpakken

jdn hart anpacken

iem stevig aanpakken

jdn hart anfassen

iets goed aanpakken

etw richtig anpacken

een probleem aanpakken

an ein Problem herangehen

iem met fluwelen handschoenen aanpakken übtr

jdn mit Samthandschuhen anfassen