Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „alertheid“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

apart·heid: Nomen
kort·heid: Nomen
vlot·heid: Nomen
bloot·heid: Nomen
driest·heid: Nomen
ge·rust·heid: Nomen
ab·so·luut·heid: Nomen
alert: Adjektiv und Adverb
vast·heid: Nomen
zout·heid: Nomen
dicht·heid: Nomen
hecht·heid: Nomen
juist·heid: Nomen
naakt·heid: Nomen
groot·heid: Nomen
zacht·heid: Nomen
licht·heid: Nomen
stipt·heid: Nomen
echtheid: Nomen

Meintest du vielleicht: apartheid , blootheid , vlotheid , kortheid , gerustheid , driestheid , absoluutheid , stiptheid , lichtheid , zachtheid , grootheid , naaktheid , juistheid , hechtheid , dichtheid , zoutheid , vastheid , echtheid und alert

apart·heid [apɑrthɛit] SUBST f geen Pl

kort·heid [kɔrthɛɪt] SUBST f geen Pl

Kürze f

kortheid (beknoptheid)

vlot·heid [vlɔthɛɪt] SUBST f geen Pl

vlotheid (spreken en schrijven)

Geläufigkeit f

vlotheid (vloeiend zijn)

vlotheid (vlugheid)

vlotheid (personen)

bloot·heid [blothɛɪt] SUBST f geen Pl

Blöße f

blootheid (naaktheid)

driest·heid <driest|heden> [dristhɛɪt] SUBST f

ge·rust·heid <gerust|heden> [ɣərʏsthɛɪt] SUBST f

1. gerustheid (onbezorgdheid):

2. gerustheid (ongestoorde kalmte):

Ruhe f

3. gerustheid (geruststelling):

ab·so·luut·heid [ɑpsolythɛɪt] SUBST f geen Pl

absoluutheid

alert <alerte, alerter, alertst> [alɛrt] ADJ

alert

alert zijn op spelfouten

bedacht sein auf Rechtschreibfehler

vast·heid [vɑsthɛɪt] SUBST f geen Pl

vastheid (zekerheid)

zout·heid [zɑuthɛɪt] SUBST f geen Pl

dicht·heid [dɪxthɛit] SUBST f geen Pl

Dichte f

dichtheid van bevolking

Bevölkerungsdichte f

hecht·heid <hecht|heden> [hɛxthɛɪt] SUBST f

1. hechtheid (stevigheid):

de hechtheid van een constructie

die Stabilität einer Konstruktion

2. hechtheid übtr:

Unverbrüchlichkeit f liter

de hechtheid van het verbond

die Unverbrüchlichkeit des Bündnisses liter

juist·heid [jœysthɛit] SUBST f geen Pl

juistheid (precisie)

naakt·heid [nakthɛit] SUBST f geen Pl

naaktheid (onverbloemde werkelijkheid)

Blöße f

de ellende in al haar naaktheid

das nackte Elend

groot·heid <groot|heden> [ɣrothɛit] SUBST f

Größe f

de grootheid Gods

een lokale grootheid

eine Lokalgröße

onveranderlijke grootheden wisk.

zedelijke grootheid

sittliche Größe f

de grootheden op het gebied van de kunst

die Großen der Kunst Pl

de grootheden uit de filmwereld

die Filmgrößen Pl

zacht·heid [zɑxthɛɪt] SUBST f geen Pl

1. zachtheid:

zachtheid (hoedanigheid)

zachtheid (klimaat, smaak)

Milde f

de zachtheid van een stem

der sanfte Klang einer Stimme

2. zachtheid:

zachtheid (behandeling)

zachtheid (soepelheid)

Nachgiebigkeit f

met zachtheid te werk gaan

schonend [o. rücksichtsvoll] vorgehen

behandel de dieren met zachtheid

sei sanft zu den Tieren

licht·heid <lichtheden> [lɪxthɛɪt] SUBST f

1. lichtheid (geringe zwaarte):

2. lichtheid (licht gevoel):

Gefühl nt der Schwerelosigkeit

stipt·heid <stipt|heden> [stɪpthɛɪt] SUBST f

Pünktlichkeit f

stiptheid (precisie)

stiptheid (nauwgezetheid)

Gewissenhaftigkeit f

echtheid SUBST

Benutzereintrag

Unverfälschtheit f

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski