Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „bestandener“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

be·stand·deel: Nomen
be·ste·den: Verb
be·staan·baar: Adjektiv und Adverb
be·strij·den: Verb
be·ste·len: Verb
be·sto·ken: Verb
be·sto·ven: Adjektiv und Adverb
be·stu·ren: Verb
be·ster·ven: Verb
be·stor·men: Verb
be·ste·ding: Nomen
be·stui·ven: Verb
be·stel·len: Verb
be·stel·ler: Nomen
be·stem·men: Verb
be·sten·dig: Adjektiv und Adverb
be·stij·gen: Verb
be·stra·len: Verb
be·stra·ten: Verb
be·straf·fen: Verb

Meintest du vielleicht: bestanddeel , besteden , bestraffen , bestraten , bestralen , bestijgen , bestendig , bestemmen , besteller , bestellen , bestuiven , besteding , bestormen , besterven , besturen , bestoven , bestoken , bestelen , bestrijden , bestaanbaar , bestaansrecht und bestandsformaat

be·stand·deel <bestand|delen> [bəstɑndel] SUBST nt

be·ste·den <besteedde, h. besteed> [bəstedə(n)] VERB trans

1. besteden (inzetten voor een doel):

zorg besteden aan iets

Sorgfalt auf etw Akk verwenden

2. besteden (tijd):

3. besteden (geld):

geld aan iets besteden

Geld für etw verwenden [o. ausgeben]

het is wel aan hem besteed

er weiß es zu schätzen

be·staan·baar [bəstambar] ADJ

bestaanbaar

bestaanbaar

be·strij·den <bestreed, h. bestreden> [bəstrɛidə(n)] VERB trans

1. bestrijden:

bestrijden (betwisten)

bestrijden (loochenen)

bestrijden (ontkennen)

2. bestrijden (tegengaan):

entgegentreten +Dat

3. bestrijden (vechten tegen):

de onkosten bestrijden

die Kosten bestreiten

be·ste·len <bestal, h. bestolen> [bəstelə(n)] VERB trans

beklauen ugs

be·sto·ken <bestookte, h. bestookt> [bəstokə(n)] VERB trans

1. bestoken:

bestoken (aanvallen, beschieten)

bestoken (met bommen)

2. bestoken (lastigvallen):

zusetzen +Dat

be·sto·ven [bəstovə(n)] ADJ

be·stu·ren <bestuurde, h. bestuurd> [bəstyrə(n)] VERB trans

1. besturen (voer-, vaartuig):

een auto besturen

ein Auto lenken

draadloos besturen

draadloos besturen

2. besturen (werktuig):

een hijskraan besturen

einen Hebekran führen

3. besturen (leiden):

een land besturen

ein Land lenken [o. regieren]

een stad besturen

eine Stadt verwalten

een stichting besturen

eine Stiftung leiten

be·ster·ven² <bestierf, i. bestorven> [bəstɛrvə(n)] VERB trans

be·stor·men <bestormde, h. bestormd> [bəstɔrmə(n)] VERB trans

1. bestormen (storm lopen op):

2. bestormen übtr:

3. bestormen (overladen):

be·ste·ding <besteding|en> [bəstedɪŋ] SUBST f

1. besteding (tijd):

Aufwand m

2. besteding (geld):

Aufwand m

be·stui·ven <bestoof, h. bestoven> [bəstœyvə(n)] VERB trans

be·stel·len <bestelde, h. besteld> [bəstɛlə(n)] VERB trans

1. bestellen (laten komen):

2. bestellen:

bestellen (aan huis bezorgen)

bestellen (vooral van post)

bestellen (per voertuig)

brieven bestellen

Briefe austragen [o. zustellen]

3. bestellen (reserveren):

be·stel·ler <besteller|s> [bəstɛlər] SUBST m

1. besteller (bezorger):

Bote m

de besteller van Van Gend en Loos

der Fahrer von Van Gend en Loos

2. besteller (iem die goederen laat komen):

be·stem·men <bestemde, h. bestemd> [bəstɛmə(n)] VERB trans

te bestemder plaatse

an Ort und Stelle

be·sten·dig [bəstɛndəx] ADJ

1. bestendig (duurzaam):

stet(ig)

2. bestendig (niet veranderlijk):

3. bestendig (bestand tegen):

be·stij·gen <besteeg, h. bestegen> [bəstɛiɣə(n)] VERB trans

be·stra·len <bestraalde, h. bestraald> [bəstralə(n)] VERB trans

bestralen ook med.

bestralen (een straal richten op)

be·stra·ten <bestraatte, h. bestraat> [bəstratə(n)] VERB trans

be·straf·fen <bestrafte, h. bestraft> [bəstrɑfə(n)] VERB trans

iem bestraffen voor/wegens

jd bestrafen für/wegen

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski