Übersetzungen für „hervorgeht“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

her·vor·men <hervormde, h. hervormd> [hɛrvɔrmə(n)] VERB trans

1. hervormen (reorganiseren):

hervormen

umgestalten

het onderwijs hervormen

eine Unterrichtsreform durchführen

2. hervormen (tot een betere staat brengen):

hervormen

reformieren

de kerk hervormen

die Kirche reformieren

her·vor·mer <hervormer|s> [hɛrvɔrmər] SUBST m

hervormer

Reformer m

hervormer

Neuerer m

hervormer rel.

Reformator m

her·vormd [hɛrvɔrmt] ADJ rel.

hervormd

reformiert

hervormd

evangelisch-reformiert

her·vor·ming <hervorming|en> [hɛrvɔrmɪŋ] SUBST f (het hervormen; de reorganisatie)

hervorming

Reform f

hervorming

Umgestaltung f

de Hervorming rel.

die Reformation

hervorming van het onderwijs

die Unterrichtsreform

ver·vor·men² <vervormde, h. vervormd> [vərvɔrmə(n)] VERB trans

1. vervormen:

vervormen (andere vorm geven)

verformen

vervormen (van beeld, geluid)

verzerren

2. vervormen (afwijkend doen klinken):

vervormen

verzerren

her·ber·gen <herbergde, h. geherbergd> [hɛrbɛrɣə(n)] VERB trans

1. herbergen (huisvesten):

herbergen

unterbringen

ik kan zoveel mensen niet herbergen

so viele Leute kann ich nicht unterbringen

2. herbergen (tot verblijf dienen):

herbergen

beherbergen

een hok dat twee konijnen herbergt

ein Stall, der zwei Kaninchen beherbergt

3. herbergen (bevatten):

herbergen

bergen liter

dit boek herbergt een schat van informatie

dieses Buch birgt einen Reichtum an Informationen liter übtr

ver·voe·gen¹ <vervoegde zich, h. zich vervoegd> [vərvuɣə(n)] VERB wk ww

vervoegen zich vervoegen (zich begeven naar):

vervoegen

sich verfügen form

zich vervoegen bij iem

sich zu jdm verfügen