Übersetzungen für „leeg“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

leeg <lege, leger, leegst> [lex] ADJ

1. leeg (zonder inhoud):

leeg

leer

de lege (fiets)band

der Plattfuß

met lege handen staan übtr

mit leeren Händen dastehen

2. leeg (vrij van werkzaamheden, bezigheden):

leeg

frei

leeg form

müßig

in een leeg uurtje

in einer freien Stunde

in een leeg uurtje

in einer Mußestunde

3. leeg (zonder gehalte, geestelijke inhoud):

leeg

leer

leeg

hohl

Beispielsätze für leeg

de fietsband liep leeg

der Fahrradreifen verlor Luft

een emmer leeg gieten

einen Eimer ausschütten

in een leeg uurtje

in einer freien Stunde

dat huis staat leeg

dieses Haus steht leer

een bord leeg lepelen

einen Teller leer löffeln

het leeg/totaal gewicht

das Leer-/Gesamtgewicht

tot op de bodem (toe) leeg übtr

völlig leer

hij dronk het glas in één teug leeg

er leerte das Glas in einem Zug

in een paar slokken had hij het glas leeg

in ein paar Zügen hatte er das Glas leer