Übersetzungen für „onzentwil“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ha·rent·wil [harəntwɪl] SUBST m geen Pl

om harentwil

um ihretwillen

best·wil [bɛstwɪl]

om uw (eigen) bestwil

(nur) zu Ihrem Besten

een leugen om bestwil

eine Notlüge

on·zin·nig <onzinnige, onzinniger, onzinnigst> [ɔnzɪnəx] ADJ

1. onzinnig (dwaas):

onzinnig

unsinnig

onzinnig

blödsinnig

onzinnig

töricht

2. onzinnig ugs (buitensporig):

onzinnig

wahnsinnig

onzinnig

irrsinnig

on·wil [ɔnwɪl] SUBST m geen Pl

onwil

Nichtwollen nt

onwil (weerspannigheid)

Widerspenstigkeit f

onwil (weerspannigheid)

Widerwilligkeit f

on·ze·de·lijk [ɔnzedələk] ADJ

1. onzedelijk (onkuis):

onzedelijk

unsittlich

onzedelijk

unzüchtig

2. onzedelijk (immoreel):

onzedelijk

unsittlich

onzedelijk

unmoralisch