Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „reinsten“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

trein·stel: Nomen
rei·ni·gen: Verb
reis·kos·ten: Nomen
min·stens: Adverb
be·las·ten: Verb
be·mes·ten: Verb
be·oos·ten: Präposition
be·rus·ten: Verb
be·tas·ten: Verb
ge·las·ten: Verb
rei·ni·ging: Nomen
in·lijs·ten: Verb
rein·heid: Nomen
af·las·ten: Verb
af·tas·ten: Verb
al·bas·ten: Adjektiv und Adverb
ba·tis·ten: Adjektiv und Adverb
chris·ten: Nomen
da·mas·ten: Adjektiv und Adverb
proes·ten: Verb

Meintest du vielleicht: treinstel , reinigen , reiskosten , gelasten , betasten , berusten , beoosten , bemesten , belasten , minstens , inlijsten , reiniging , onkosten , troosten , proesten , damasten , christen , batisten , albasten , aftasten , aflasten und reinheid

trein·stel <treinstel|len> [trɛinstɛl] SUBST nt

Zug m

Zuggarnitur f fachspr

rei·ni·gen <reinigde, h. gereinigd> [rɛinəɣə(n)] VERB trans

reis·kos·ten [rɛiskɔstə(n)] SUBST

reiskosten (gemaakte onkosten)

reiskosten (vliegreis)

reiskosten declareren

Reisekosten in Rechnung stellen

reis- en verblijfkosten

Reise- und Aufenthaltskosten Pl

min·stens [mɪnstəns] ADV

minstens vijf euro

mindestens fünf Euro

be·las·ten <belastte, h. belast> [bəlɑstə(n)] VERB trans

1. belasten (gewichten plaatsen op):

2. belasten (als prestatie vergen; verplichten):

de leidingen zijn te zwaar belasten

die Leitungen sind überlastet

3. belasten (opdracht geven):

zich belasten met iets

etw auf sich Akk nehmen

4. belasten (op iems rekening brengen):

5. belasten (belasting leggen op):

mit Steuern belegen

be·mes·ten <bemestte, h. bemest> [bəmɛstə(n)] VERB trans

bemesten (met mest ook)

be·oos·ten [bəostə(n)] PRÄP

östlich +Gen

be·rus·ten <berustte, h. berust> [bərʏstə(n)] VERB intr

1. berusten (steunen op):

fußen auf +Dat

nergens op berusten

jeder Grundlage Gen entbehren

2. berusten (zich schikken in):

sich ergeben in +Akk

sich abfinden mit

ze berusten in hun verlies

sie fügen [o. ergeben] sich in ihren Verlust

3. berusten (in bezit zijn van):

in Verwahrung sein

hinterlegt sein

be·tas·ten <betastte, h. betast> [bətɑstə(n)] VERB trans

1. betasten (bevoelen):

2. betasten med.:

ge·las·ten <gelastte, h. gelast> [ɣəlɑstə(n)] VERB trans

gelasten (persoonlijk bevel)

gelasten (iem een opdracht geven)

gelasten (opdracht geven tot iets)

een onderzoek gelasten

eine Untersuchung anordnen

rei·ni·ging [rɛinəɣɪŋ] SUBST f geen Pl

1. reiniging:

reiniging (het reinigen, gereinigd worden)

reiniging (het schoonmaken)

2. reiniging (reinigingsdienst):

3. reiniging (bevrijding van zonde):

in·lijs·ten <lijstte in, h. ingelijst> [ɪnlɛistə(n)] VERB trans

rein·heid [rɛɪnhɛɪt] SUBST f geen Pl

reinheid (net-, zuiverheid)

de reinheid van het hart

die Reinheit des Herzens

de reinheid van de lucht

die Reinheit der Luft

blinken van reinheid

vor Sauberkeit blitzen

af·las·ten VERB trans

aflasten → afgelasten

Siehe auch: afgelasten

af·ge·las·ten <gelastte af, h. afgelast> VERB trans

af·tas·ten <tastte af, h. afgetast> [ɑftɑstə(n)] VERB trans

al·bas·ten [ɑlbɑstə(n)] ADJ

ba·tis·ten [batɪstə(n)] ADJ attr

Batist-

batist-

een batisten bloes

eine Batistbluse

chris·ten <christen|en> [krɪstə(n)] SUBST m

Christ m

da·mas·ten [damɑstə(n)] ADJ

Damast-

proes·ten <proestte, h. geproest> [prustə(n)] VERB intr

1. proesten (niezen):

2. proesten (snuivend blazen; in lachen uitbarsten):

proesten van het lachen

prusten vor Lachen

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski