Übersetzungen für „vermeerderen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ver·meer·de·ren¹ <vermeerderde, h. vermeerderd> [vərmerdərə(n)] VERB trans (vergroten)

vermeerderen

vermehren

vermeerderen

steigern

vermeerderen

erhöhen

derde/vermeerderde druk

dritte/erweiterte Auflage f

zijn snelheid vermeerderen

seine Geschwindigkeit erhöhen [o. steigern]

de bevolking vermeerderde zich snel

die Bevölkerung vermehrte sich rapide

ver·meer·de·ren² <vermeerderde, i. vermeerderd> [vərmerdərə(n)] VERB intr

vermeerderen (groter worden)

sich vermehren

vermeerderen (groter worden)

sich erhöhen

vermeerderen (toenemen)

zunehmen

de vermeerderde vraag naar een artikel

die erhöhte Nachfrage nach einem Artikel

Beispielsätze für vermeerderen

zijn snelheid vermeerderen

seine Geschwindigkeit erhöhen [o. steigern]