Übersetzungen für „versimpeling“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

ver·ste·ke·ling <verstekeling|en> [vərstekəlɪŋ] SUBST m

verstekeling

blinde(r) Passagier m

ver·sto·te·ling <verstoteling|en> [vərstotəlɪŋ] SUBST m

verstoteling

Ausgestoßene(r) m

verstoteling

Verstoßene(r) m

ver·suk·ke·ling [vərsʏkəlɪŋ]

in de versukkeling raken

(gesundheitlich) herunterkommen

in de versukkeling raken (zaken)

ins Hintertreffen geraten

ver·sie·ring <versiering|en> [vərsirɪŋ] SUBST f

1. versiering (wat dient om te versieren):

versiering

Verzierung f

versiering

Schmuck m selten Pl

dat is alleen maar versiering

das ist bloß zur Zierde [o. bloße Zierde]

2. versiering muz.:

versiering

Verzierung f

ver·nie·ling <vernieling|en> [vərnilɪŋ] SUBST f

vernieling

Zerstörung f

vernieling (op grote schaal)

Verheerung f

vernielingen aanrichten

Zerstörungen anrichten

in de vernieling gaan/geholpen worden

kaputtgehen/kaputtgemacht werden

ver·wik·ke·ling <verwikkeling|en> [vərwɪkəlɪŋ] SUBST f

verwikkeling

Verwicklung f

ver·za·me·ling <verzameling|en> [vərzaməlɪŋ] SUBST f

verzameling

Sammlung f

verzameling (opeenhoping)

Ansammlung f

verzameling wisk.

Menge f

een verzameling boeken

eine Büchersammlung

de doorsnede van de verzamelingen

die Schnittmenge

ver·wis·se·ling <verwisseling|en> [vərwɪsəlɪŋ] SUBST f

1. verwisseling:

verwisseling (het verwisselen, verwisseld worden: ten opzichte van elkaar)

Auswechs(e)lung f

verwisseling (het verwarren)

Verwechs(e)lung f

verwisseling (het bij vergissing meenemen)

Vertauschung f

2. verwisseling (verandering, ruil):

verwisseling

Wechsel m

verwisseling

Verwechs(e)lung f

ver·schop·pe·ling <verschoppeling|en> [vərsxɔpəlɪŋ] SUBST m

verschoppeling

Ausgestoßene(r) m