Niederländisch » Deutsch

bui·ten·wijk <buitenwijk|en> [bœytə(n)wɛik] SUBST f

bui·ten·dien [bœytə(n)din] ADV

bui·ten·ker·ke·lij·ken [bœytə(n)kɛrkələkə(n)] SUBST Pl

in·kij·ken1 <keek in, h. ingekeken> [ɪŋkɛikə(n)] VERB trans (vluchtig kennisnemen van de inhoud)

bui·ten·slui·ten <sloot buiten, h. buitengesloten> [bœytə(n)slœytə(n)] VERB trans

2. buitensluiten (niet laten meedoen; onmogelijk maken):

bui·ten·kant <buitenkant|en> [bœytə(n)kɑnt] SUBST m

2. buitenkant (de buitenwijken):

bui·ten·kans·je <buitenkansje|s> [bœytə(n)kɑnʃə] SUBST nt

bui·ten·man <buiten|lieden, buiten|lui> [bœytəmɑn] SUBST m

bui·ten·baan <buiten|banen> [bœytə(n)ban] SUBST f

bui·ten·spel [bœytə(n)spɛl] ADV geen Pl

aan·kij·ken <keek aan, h. aangekeken> [aŋkɛikə(n)] VERB trans

1. aankijken (kijken naar):

3. aankijken (verdenken):

bui·ten·beu·gel <buitenbeugel|s> SUBST m

bui·ten·dienst <buitendienst|en> [bœytə(n)dinst] SUBST m

bui·te·nis·sig <buitenissige, buitenissiger, buitenissigst> [bœytənɪsəx] ADJ


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski