Niederländisch » Deutsch

ver·te·ke·nen <vertekende, h. vertekend> [vərtekənə(n)] VERB trans

over·ˈte·ke·nen1 <overtekende, h. overtekend> [ovərtekənə(n)] VERB trans

be·re·ke·nen <berekende, h. berekend> [bərekənə(n)] VERB trans

2. berekenen (in rekening brengen):

4. berekenen (voor- en nadeel afwegen van):

ver·re·ke·nen1 <verrekende, h. verrekend> [vərekənə(n)] VERB trans (vereffenen)

on·der·te·ke·nen <ondertekende, h. ondertekend> [ɔndərtekənə(n)] VERB trans


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski