Übersetzungen für „meebeslissen“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

be·ˈflis·sen¹ [bəˈflɪsn̩] ADJ geh

beflissen

ijverig

beflissen

naarstig

beflissen

gedienstig

ˈdienst·be·flis·sen ADJ

dienstbeflissen

zeer gedienstig

ver·ˈschlis·sen [fɛɐ̯ˈʃlɪsn̩] ADJ

verschlissen

versleten

be·ˈschis·sen ADJ vulg

beschissen

rot

beschissen

klote-

beschissen

miserabel

beschissen

belabberd

ˈLie·bes·lied SUBST nt

Liebeslied

liefdeslied

ge·ˈbis·sen [gəˈbɪsn̩] VERB

gebissen Part Perf von beißen¹, beißen²

Siehe auch: beißen , beißen

ˈbei·ßen² <biss, gebissen> [ˈb͜aisn̩] VERB refl

beißen

vloeken

beißen

niet bij elkaar passen

Wissensecke: Ins Gras beißen

ˈbei·ßen¹ [ˈb͜aisn̩] VERB trans unreg

beißen

bijten

nichts zu beißen (und zu brechen) haben

geen brood op de plank hebben

nichts zu beißen (und zu brechen) haben

op een houtje bijten

nichts zu beißen (und zu brechen) haben

niets te bikken hebben

in den sauren Apfel beißen

door de zure appel (heen) bijten

Wissensecke: Ins Gras beißen

ver·ˈbis·sen [fɛɐ̯ˈbɪsn̩] ADJ

1. verbissen (verkrampft):

verbissen

verbeten

verbissen

verkrampt

verbissen

gespannen

2. verbissen (hartnäckig):

verbissen

verbeten

verbissen

hardnekkig

verbissen

taai

3. verbissen ugs:

verbissen (borniert)

bekrompen

verbissen (pedantisch)

pedant

verbissen (pedantisch)

pietluttig