Übersetzungen für „keurig“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

keu·rig¹ <keurige, keuriger, keurigst> [kørəx] ADJ

1. keurig:

keurig (net, netjes)

ordentlich

keurig (net, netjes)

tadellos

keurig (mensen, ook)

anständig

keurig (mensen, ook)

adrett

keurige manieren

tadellose Manieren Pl

het zijn keurige mensen

das sind adrette Leute

2. keurig (smaakvol):

keurig

ausgesucht

keurig

gepflegt

keurig

geschmackvoll

een keurige bloes

eine geschmackvolle Bluse

een keurig handschrift

eine saubere Handschrift

een keurig kapsel

eine gepflegte Frisur

3. keurig (zeer goed):

keurig

ausgezeichnet

keurig

tadellos

keurig

sauber

een keurig schoolrapport

ein tadelloses Zeugnis

keu·rig² [kørəx] ADV (netjes)

keurig

ausgezeichnet

keurig

fein

keurig

hübsch

dat heb je keurig gedaan

das hast du ausgezeichnet gemacht

keurig schrijven

schreiben wie gestochen

keurig netjes

ordentlich

Beispielsätze für keurig

keurig schrijven

schreiben wie gestochen

keurig netjes

ordentlich

zijn spullen keurig rangschikken

seine Sachen säuberlich ordnen

een keurig handschrift

eine saubere Handschrift

een keurig kapsel

eine gepflegte Frisur

een keurig schoolrapport

ein tadelloses Zeugnis

keurig net gekleed

gut angezogen

dat heb je keurig gedaan

das hast du ausgezeichnet gemacht