Niederländisch » Deutsch

aard·ap·pel <aardappel|s, aardappel|en> [ardɑpəl] SUBST m

aar·de·werk [ardəwɛrk] SUBST nt geen Pl

2. aardewerk (gebakken aarde, klei):

aard·bo·dem [ardbodəm] SUBST m geen Pl

aar·de·don·ker [ardədɔŋkər] ADJ

aard·ap·pel·meel [ardɑpəlmel] SUBST nt geen Pl

aard·laag <aard|lagen> [artlax] SUBST f

aard·olie <aard|oliën> [artoli] SUBST f

aard·worm <aardworm|en> [artwɔrm] SUBST m

aard·be·ving <aardbeving|en> [ardbevɪŋ] SUBST f

aard·gor·del <aardgordel|s> [artxɔrdəl] SUBST m

aar·dig·heid <aardig|heden> [ardəxhɛit] SUBST f

aard·gas·net <aardgasnet|ten> [artxɑsnɛt] SUBST nt

aard·ap·pel·mes·je <aardappelmesje|s> [ardɑpəlmɛʃə] SUBST nt

aard·ap·pel·pu·ree [ardɑpəlpyre] SUBST f geen Pl


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski