Übersetzungen für „bantoestan“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

wan·toe·stand <wantoestand|en> [wɑntustɑnt] SUBST m

wantoestand

Missstand m

wantoestand

Übelstand m

pa·niek·toe·stand [paniktustɑnt] SUBST m geen Pl

paniektoestand

Panik f

paniektoestand

Panikstimmung f

alarm·toe·stand <alarmtoestand|en> [alɑrmtustɑnt] SUBST m

alarmtoestand

Alarmzustand m

alarmtoestand gesch.

Alarmbereitschaft f

toe·stand <toestand|en> [tustɑnt] SUBST m

1. toestand:

toestand (gesteldheid)

Zustand m

toestand (situatie)

Lage f

toestand (situatie)

Situation f

toestand (omstandigheden)

Verhältnisse Pl

de economische toestand

die wirtschaftliche Lage

de toestand van de patiënt

der Zustand [o. das Befinden] des Patienten

de toestand van het veld/ijs

die Platz-/Eisverhältnisse

2. toestand:

toestand (verwarde, onaangename situatie)

Durcheinander nt

toestand (drukte)

Theater nt

toestand (ophef)

Aufheben(s) nt

toestanden maken

Theater machen ugs

het was een (hele) toestand

es herrschte ein ziemliches Durcheinander

toe·staan <stond toe, h. toegestaan> [tustan] VERB trans

1. toestaan (goedkeuren):

toestaan

erlauben

toestaan

gestatten

als u mij toestaat

wenn Sie gestatten

het is hier niet toegestaan te roken

es ist nicht gestattet, hier zu rauchen

2. toestaan:

toestaan (verlenen)

gewähren

toestaan (verlenen)

einräumen

toestaan (inwilligen)

bewilligen

iem uitstel toestaan

jdm Aufschub gewähren

iem een verzoek toestaan

jds Bitte nachkommen

iem voorrechten toestaan

jdm Vorrechte einräumen

gas·toe·stel <gastoestel|len> [ɣɑstustɛl] SUBST nt

gastoestel (om te koken, groot)

Gasherd m

gastoestel (om te koken, klein)

Gaskocher m

nood·toe·stand <noodtoestand|en> [notustɑnt] SUBST m

1. noodtoestand (toestand van nood):

noodtoestand

Notstand m

noodtoestand

Notlage f

de noodtoestand afkondigen

den Ausnahmezustand verhängen

2. noodtoestand jur.:

noodtoestand

Notstand m

noodtoestand

Ausnahmezustand m