Übersetzungen für „bureaula“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

bu·reau <bureau|s> [byro] SUBST nt

1. bureau (schrijftafel):

bureau

Schreibtisch m

2. bureau:

bureau (gebouw: van een overheidsinstantie)

Amt nt

bureau (gebouw: van een overheidsinstantie)

Behörde f

bureau (gebouw: van een bedrijf of particuliere instelling)

Geschäftsstelle f

bureau (gebouw: van een bedrijf of particuliere instelling)

Büro nt

bureau (gebouw: politiebureau)

Wache f

iem naar 't bureau brengen

jdn auf die Wache bringen

het bureau voor huwelijksvoorlichting

die Eheberatungsstelle

3. bureau:

bureau (afdeling, kantoor)

Büro nt

bureau (afdeling, kantoor)

Abteilung f

bureau (ambtenaren)

Dienstzimmer nt

het bureau in een schouwburg

die Theaterkasse

het bureau onderwijs

das Schulamt

het bureau voor gevonden voorwerpen

das Fundbüro

bu·reau·craat <bureau|craten> [byrokrat] SUBST m

bureaucraat

Bürokrat m abw

bureaucraat

Büromensch m

bureaucraat

Federfuchser m ugs

bu·reau·cra·tie <bureaucratie|ën> [byrokra(t)si] SUBST f

1. bureaucratie (ambtenarij):

bureaucratie

Bürokratie f

bureaucratie

Bürokratismus m

2. bureaucratie (ambtenaren):

bureaucratie

Bürokratie f

bureaucratie

Beamtenschaft f

bureaucratie

Beamtentum nt

bu·reau·cra·tisch [byrokratis] ADJ

bureaucratisch

bürokratisch