Übersetzungen für „gezinsvoogd“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ge·zins·hoofd <gezinshoofd|en> [ɣəzɪnshoft] SUBST nt

1. gezinshoofd (hoofd van een gezin):

gezinshoofd

Familienoberhaupt nt

2. gezinshoofd jur.:

gezinshoofd

Familienvorstand m

ge·zins·zorg <gezinszorg|en> [ɣəzɪnsɔrx] SUBST f (gereglementeerde zorg)

gezinszorg

Familienfürsorge f

ge·zins·ver·zor·ging <gezinsverzorging|en> [ɣəzɪnsfərzɔrɣɪŋ] SUBST f

gezinsverzorging

≈ Familienpflege f

ge·zins·hulp <gezinshulp|en> [ɣəzɪnshʏlp] SUBST f

1. gezinshulp (hulpverlening):

gezinshulp

Familienfürsorge f

2. gezinshulp (persoon):

gezinshulp

Familienpfleger m

ge·zins·le·ven [ɣəzɪnslevə(n)] SUBST nt geen Pl

gezinsleven

Familienleben nt

ge·zind·heid <gezind|heden> [ɣəzɪnthɛit] SUBST f

1. gezindheid (innerlijke houding):

gezindheid

Gesinnung f

gezindheid

Einstellung f

van gezindheid veranderen

seine Gesinnung wechseln

hieruit bleek hun vijandige gezindheid

daran zeigte sich ihre Feindseligkeit

2. gezindheid (politieke partij):

gezindheid

Gesinnung f

een democratische gezindheid

eine demokratische Gesinnung

kerk·voogd <kerkvoogd|en> [kɛrəkfoxt] SUBST m

1. kerkvoogd rel.:

kerkvoogd

Prälat m

2. kerkvoogd rel.:

kerkvoogd

Kirchenälteste(r) m

kerkvoogd

Presbyter m (für finanzielle Angelegenheiten)

ge·zind [ɣəzɪnt] ADJ

gezind (van instelling zijnd)

gesinnt

gezind (van plan zijnd)

gesonnen

gezind (genegen)

geneigt

iem vijandig gezind zijn

jdm feindlich gesinnt sein