Niederländisch » Deutsch

hand·te·ke·ning <handtekening|en> [hɑntekənɪŋ] SUBST f

2. handtekening (tekening):

aan·te·ke·nen1 <tekende aan, h. aangetekend> [antekənə(n)] VERB trans

2. aantekenen (vermelden):

af·te·ke·nen1 <tekende af, h. afgetekend> [ɑftekənə(n)] VERB trans

2. aftekenen (ondertekenen; nauwkeurig afbeelden):

4. aftekenen (afmaken):

5. aftekenen (met tekenen afdoen):

in·te·ke·nen2 <tekende in, h. ingetekend> [ɪntekənə(n)] VERB trans

1. intekenen (inschrijven):

dag·te·ke·nen1 <dagtekende, h. gedagtekend> [dɑxtekənə(n)] VERB trans

aan·re·ke·nen <rekende aan, h. aangerekend> [anrekənə(n)] VERB trans

on·der·te·ke·nen <ondertekende, h. ondertekend> [ɔndərtekənə(n)] VERB trans

op·te·ke·nen <tekende op, h. opgetekend> [ɔptekənə(n)] VERB trans

1. optekenen (te boek stellen):

2. optekenen (registreren):

bij·te·ke·nen <tekende bij, h. bijgetekend> [bɛitekənə(n)] VERB intr

uit·te·ke·nen <tekende uit, h. uitgetekend> [œytekənə(n)] VERB trans

ver·te·ke·nen <vertekende, h. vertekend> [vərtekənə(n)] VERB trans

over·ˈte·ke·nen1 <overtekende, h. overtekend> [ovərtekənə(n)] VERB trans

af·re·ke·nen2 <rekende af, h. afgerekend> [ɑfrekənə(n)] VERB trans

in·re·ke·nen <rekende in, h. ingerekend> [ɪnrekənə(n)] VERB trans

na·re·ke·nen <rekende na, h. nagerekend> [narekənə(n)] VERB trans

hand·te·ke·nin·gen·ac·tie <handtekeningenactie|s> [hɑntekənɪŋə(n)ɑksi] SUBST f


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski