Niederländisch » Deutsch

in·cas·se·ren <incasseerde, h. geïncasseerd> [ɪŋkɑserə(n)] VERB trans

in·cas·seer·der <incasseerder|s> [ɪŋkɑserdər] SUBST m

in·car·ne·ren <incarneerde, h. geïncarneerd> [ɪŋkɑrnerə(n)] VERB trans

in·cal·cu·le·ren <calculeerde in, h. ingecalculeerd> [ɪŋkɑlkylerə(n)] VERB trans

in·te·res·se·ren1 <interesseerde zich, h. zich geïnteresseerd> [ɪntərɛserə(n)] VERB wk ww

interesseren zich interesseren (belangstelling tonen voor):

mas·se·ren <masseerde, h. gemasseerd> [mɑserə(n)] VERB trans

pas·se·ren1 <passeerde, h. gepasseerd> [pɑserə(n)] VERB trans

klas·se·ren1 <klasseerde zich, h. zich geklasseerd> [klɑserə(n)] VERB wk ww

klasseren zich klasseren SPORT:

de·clas·se·ren <declasseerde, h. gedeclasseerd> [deklɑserə(n)] VERB trans

re·clas·se·ren <reclasseerde, h. gereclasseerd> [reklɑserə(n)] VERB trans

in·cas·se·rings·ver·mo·gen [ɪŋkɑserɪŋsfərmoɣə(n)] SUBST nt geen Pl


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski