Niederländisch » Deutsch

on·der·stre·pen <onderstreepte, h. onderstreept> [ɔndərstrepə(n)] VERB trans ook übtr

on·der·stel·ling <onderstelling|en> [ɔndərstɛlɪŋ] SUBST f

1. onderstelling (hypothese, gissing):

on·der·steu·ning [ɔndərstønɪŋ] SUBST f geen Pl ook übtr

on·der·bre·king <onderbreking|en> [ɔndərbrekɪŋ] SUBST f

on·der·schei·ding <onderscheiding|en> [ɔndərsxɛidɪŋ] SUBST f

2. onderscheiding (achting):

4. onderscheiding (het maken van onderscheid):

on·der·stro·men <stroomde onder, i. ondergestroomd> [ɔndərstromə(n)] VERB intr

on·der·voe·ding [ɔndərvudɪŋ] SUBST f geen Pl

on·der·ne·ming <onderneming|en> [ɔndərnemɪŋ] SUBST f

2. onderneming (bedrijf):

on·der·vra·ging <ondervraging|en> [ɔndərvraɣɪŋ] SUBST f

on·der·te·ke·ning <ondertekening|en> [ɔndərtekənɪŋ] SUBST f (handtekening)

on·der·af·de·ling <onderafdeling|en> [ɔndərɑvdelɪŋ] SUBST f

on·der·ti·te·ling <ondertiteling|en> [ɔndərtitəlɪŋ] SUBST f


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski