Übersetzungen für „opwindbaar“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

on·vind·baar [ɔnvɪndbar] ADJ

onvindbaar

unauffindbar

vind·baar [vɪndbar] ADJ (gevonden kunnende worden)

vindbaar

zu finden präd

vindbaar

auffindbar

wend·baar [wɛndbar] ADJ

wendbaar

wendig

op·laad·baar [ɔpladbar] ADJ

oplaadbaar

(wieder) aufladbar

aan·wend·baar [anwɛndbar] ADJ

aanwendbaar

anwendbar

on·brand·baar [ɔmbrɑndbar] ADJ

onbrandbaar

nicht brennbar

onbrandbaar

feuerbeständig

onbrandbaar

feuerfest

op·win·den² <wond zich op, h. zich opgewonden> [ɔpwɪndə(n)] VERB wk ww

opwinden zich opwinden (kwaad worden):

opwinden

sich erregen

opwinden

sich aufregen

zich opwinden over iem/iets

sich über jdn/etw aufregen

op·win·dend [ɔpwɪndənt] ADJ

1. opwindend (spannend):

opwindend

aufregend

opwindend

erregend

2. opwindend (prikkelend):

opwindend

aufreizend

opwindend

erregend

op·win·ding <opwinding|en> [ɔpwɪndɪŋ] SUBST f

opwinding

Aufregung f

opwinding

Erregung f

iem in opwinding brengen

jdn in Erregung versetzen

voor de nodige opwinding zorgen

viel Aufregung verursachen

voor de nodige opwinding zorgen

ordentlich für Aufregung sorgen

van opwinding wist zij niet, wat zij deed

vor lauter Aufregung wusste sie nicht, was sie tat

brand·baar [brɑndbar] ADJ

brandbaar

brennbar

brandbaar (in hoge mate)

feuergefährlich

on·duld·baar [ɔndʏldbar] ADJ

onduldbaar

unerträglich

onduldbaar

intolerabel form

een onduldbare misstand

ein unerträglicher Missstand

on·houd·baar [ɔnhɑudbar] ADJ

onhoudbaar

unhaltbar