Deutsch » Niederländisch

Übersetzungen für „verwoede“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch (Springe zu Niederländisch » Deutsch)

Ergebnis-Übersicht

ver·ˈwor·fen: Adjektiv und Adverb
ver·ˈwor·ren: Adjektiv und Adverb
ver·ˈwen·den: Transitives Verb
ver·ˈwandt: Adjektiv und Adverb
ver·ˈwe·gen: Adjektiv und Adverb
ver·ˈwe·hen: Intransitives Verb
ver·ˈwe·sen: Intransitives Verb
ver·ˈwöh·nen: Transitives Verb
ver·ˈwäh·len: Reflexives Verb
ver·ˈwah·ren: Transitives Verb
ver·ˈwai·sen: Intransitives Verb
ver·ˈwal·ten: Transitives Verb
ver·ˈwar·nen: Transitives Verb
ver·ˈweh·ren: Transitives Verb
ver·ˈwei·len: Intransitives Verb
ver·ˈwei·sen: Transitives Verb
ver·ˈwel·ken: Intransitives Verb
ver·ˈwer·fen: Intransitives Verb
ver·ˈwöhnt: Adjektiv und Adverb
ver·ˈwaist: Adjektiv und Adverb

Meintest du vielleicht: verwenden , verworren , verworfen , verwesen , verwehen , verwegen , verwandt , verwerfen , verwelken , verweisen , verweilen , verwehren , verwarnen , verwalten , verwaisen , verwahren , verwählen , verwöhnen , verweint , verwanzt , verwaist und verwöhnt

ver·ˈwor·fen [fɛɐ̯ˈvɔrfn̩] ADJ

laag

ver·ˈwor·ren [fɛɐ̯ˈvɔrən] ADJ

ver·ˈwen·den¹ VERB trans unreg

1. verwenden:

gebruikmaken van

benutten [o. toepassen]

2. verwenden:

ver·ˈwandt [fɛɐ̯ˈvant] ADJ

1. verwandt:

eng verwandt

van nabij [o. nauw] verwant

eng verwandt

entfernt [o. weitläufig ] verwandt

in de verte familie van

entfernt [o. weitläufig ] verwandt

verre familie van

mit jdm verwandt sein

familie van iem zijn

2. verwandt übtr:

sie haben viel Verwandtes

zij hebben veel met elkaar gemeen

ver·ˈwe·gen [fɛɐ̯ˈveːgn̩] ADJ

koen

sie trug ein verwegenes Hütchen scherzh

ze droeg een gedurfd [o. heel opvallend] hoedje

ver·ˈwe·hen¹ VERB intr geh

verwehen (wegwehen)

verwehen (wegwehen)

verwehen (verloren gehen)

verwehen (verloren gehen)

ver·ˈwe·sen [fɛɐ̯ˈveːzn̩] VERB intr

ver·ˈwöh·nen [fɛɐ̯ˈvøːnən] VERB trans

das Glück hat ihn nicht verwöhnt übtr

hij heeft weinig geluk gekend

ver·ˈwäh·len VERB refl ugs (beim Telefon)

het verkeerde nummer kiezen [o. draaien]

ver·ˈwah·ren¹ VERB trans

veilig opbergen

in bewaring houden

ver·ˈwai·sen [fɛɐ̯ˈv͜aizn̩] VERB intr

verwaisen (verlassen werden)

verwaisen (zur Waise werden)

ver·ˈwal·ten VERB trans

1. verwalten COMPUT:

in beheer hebben

2. verwalten:

verwalten FIN, ADMIN

verwalten FIN, ADMIN

die Geschäfte verwalten

de zaken doen [o. leiden]

3. verwalten:

verwalten (bekleiden)

verwalten (ausüben)

ver·ˈwar·nen VERB trans

ver·ˈweh·ren VERB trans

ver·ˈwei·len VERB intr geh (sich aufhalten)

bei einem Gedanken verweilen übtr (sich mit etw beschäftigen)

bij een gedachte blijven stilstaan

ver·ˈwei·sen [fɛɐ̯ˈv͜aizn̩] VERB trans unreg

1. verweisen veraltet geh:

2. verweisen:

3. verweisen:

an die zuständige Instanz verweisen

naar de bevoegde instantie verwijzen

4. verweisen:

wijzen (op)

attent maken (op)

5. verweisen SPORT:

jdn des Platzes verweisen

iem van [o. uit] het veld sturen

einen Schüler von der Schule verweisen

een leerling van school verwijderen

6. verweisen SPORT:

den Gegner auf den dritten Rang verweisen

de tegenstander naar de derde plaats terugdringen

ver·ˈwel·ken VERB intr

ihre verwelkte Schönheit

haar verlepte schoonheid

ver·ˈwer·fen¹ VERB intr unreg

ontijdig werpen [o. ter wereld brengen]

ver·ˈwöhnt [fɛɐ̯ˈvøːnt] ADJ

verwöhnt (anspruchsvoll)

verwöhnt (Exquisites gewöhnt)

ver·ˈwaist [fɛɐ̯ˈv͜aist] ADJ übtr

leeg

eine verwaiste Wohnung

een onbewoond huis

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Deutsch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski