Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „Frauen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

frat·sen: Nomen
af·ra·den: Verb
af·ra·ken: Verb
grau·wen: Verb
krau·wen: Verb
frau·de: Nomen
frame: Nomen
fra·se: Nomen
fra·ter: Nomen
fre·zen: Verb
frau·de·ren: Verb
frau·deur: Nomen
fra·giel: Adjektiv und Adverb
fron·sen: Verb
frui·ten: Verb
fraai: Adjektiv und Adverb
frank: Nomen
frats: Nomen
fran·co: Adverb
fran·je: Nomen

Meintest du vielleicht: krauwen , grauwen , afraken , afraden , fratsen , frauderen , frezen , frater , frase , frame , fraude , fraudeur , fruiten , fronsen , fragiel , frees , frauduleus , fraudeteam , frak , franje , franco , frats , frank und fraai

frat·sen [frɑtsə(n)] SUBST Pl

fratsen maken

Grimassen schneiden

fratsen maken

fratsen maken

af·ra·den <ried af/raadde af, h. afgeraden> [ɑfradə(n)] VERB trans

iem iets afraden

jdm (von) etw abraten

af·ra·ken <afraakte, i. afgeraakt> [ɑfrakə(n)] VERB intr

van de goede weg afraken

vom Weg abkommen

van de goede weg afraken übtr

auf Abwege kommen

grau·wen <grauwde, i. gegrauwd> [ɣrɑuwə(n)] VERB intr

1. grauwen (haar):

de avond begint te grauwen

der Abend beginnt zu dämmern

2. grauwen:

grauwen (snauwen)

schnauzen ugs

grauwen (minder sterk)

krau·wen <krauwde, h. gekrauwd> [krɑuwə(n)] VERB trans

frau·de <fraude|s> [frɑudə] SUBST f

Betrug m

fraude plegen

frame <frame|s> [frem] SUBST nt

Rahmen m

Gestell nt

het dragend frame

das Traggestell

het frame van een fiets

der Fahrradrahmen

fra·se <frase|n, frase|s> [frazə] SUBST f

1. frase (spreekwijze, volzin):

de geijkte frase

der feste Ausdruck

2. frase abw:

Phrase f

Floskel f

het zijn holle frasen

das sind doch nur Floskeln

fra·ter <frater|s> [fratər] SUBST m rel.

Frater m

fre·zen <freesde, h. gefreesd> [frezə(n)] VERB trans

frau·de·ren <fraudeerde, h. gefraudeerd> [frɑuderə(n)] VERB intr

frau·deur <fraudeur|s> [frɑudør] SUBST m

fra·giel <fragiele, fragieler, fragielst> [fraʒil, fraɣil] ADJ

fron·sen <fronste, h. gefronst> [frɔnsə(n)] VERB trans

1. fronsen (tot rimpels samentrekken):

het voorhoofd fronsen

die Stirn runzeln

de wenkbrauwen fronsen

die Augenbrauen hochziehen

2. fronsen (fronsels maken aan kleding):

Falten schlagen

frui·ten <fruitte, h. gefruit> [frœytə(n)] VERB trans

meel fruiten

Mehl einbrennen

uien fruiten

Zwiebeln rösten

fraai <fraaie, fraaier, fraaist> [fraj] ADJ

1. fraai (mooi):

fraai ook iron

fraai ook iron

fraai ook iron

een fraaie boel! iron

eine schöne Bescherung!

dat kan een fraaie boel worden iron

das kann ja reizend werden

een fraai heerschap iron

ein feiner Herr

een weinig fraaie karaktertrek

ein unschöner Charakterzug

nog fraaier! iron

fraai uitgedrukt

fraai uitgedrukt (om het fraai uit te drukken)

wie man so schön sagt

2. fraai:

fraai (tot eer, lof strekkend)

stolz

fraai (prestatie)

reif

fraai (prestatie)

dat staat je fraai iron

darauf kannst du stolz sein

frank¹ <frank|en> [frɑŋk] SUBST m

frank (in Zwitserland)

Franken m

frank (tot 2002 in Frankrijk, België, Luxemburg)

Franc m

frats <frats|en> [frɑts] SUBST f

1. frats (grimas, koddig gebaar):

Fratze f

fratsen maken

Grimassen schneiden

2. frats (grillen) Pl:

Launen Pl

3. frats (streken) Pl:

Unfug m

fratsen maken

fran·co [frɑŋko] ADV

frei

franco (portvrij)

franco (vrachtvrij)

iets franco thuisbezorgen

etw frei Haus liefern

fran·je <franje|s> [frɑɲə] SUBST f

1. franje (boord met draden(bundels)):

Franse f

2. franje übtr (overbodige opsiering):

schmückende(s) Beiwerk nt

een redevoering met veel franje

eine geschnörkelte Rede

alle overbodige franje weglaten

alles überflüssige Beiwerk weglassen

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski