Niederländisch » Deutsch

eer·gie·rig·heid [erɣirəxhɛɪt] SUBST f geen Pl

nieuws·gie·rig <nieuwsgierige, nieuwsgieriger, nieuwsgierigst> [niwsxirəx] ADJ

leer·gie·rig <leergierige, leergieriger, leergierigst> [lerɣirəx] ADJ

weet·gie·rig <weetgierige, weetgieriger, weetgierigst> [wetxirəx] ADJ

nut·ti·gen <nuttigde, h. genuttigd> [nʏtəɣə(n)] VERB trans

rei·ni·gen <reinigde, h. gereinigd> [rɛinəɣə(n)] VERB trans

ein·di·gen1 <eindigde, h. geëindigd> [ɛindəɣə(n)] VERB trans

hei·li·gen <heiligde, h. geheiligd> [hɛiləɣə(n)] VERB trans


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski