Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „abhebend“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

Meintest du vielleicht: bekend , gezaghebbend , afdoend , levend , honend , gewend , arend , hebben , adembenemend und belanghebbende

be·kend <bekende, bekender, bekendst> [bəkɛnt] ADJ

1. bekend (ter kennis gekomen):

zoals bekend

2. bekend:

bekend (kennis hebbende van)

bekend (plaats)

bent u hier bekend?

kennen Sie sich hier aus?

3. bekend (niet vreemd):

ge·zag·heb·bend <gezaghebbende, gezaghebbender, gezaghebbendst> [ɣəzɑxhɛbənt] ADJ

1. gezaghebbend:

gezaghebbend (met gezag bekleed)

gezaghebbend (bevoegd)

gezaghebbend (bevoegd)

2. gezaghebbend (overwicht, gewicht hebbend):

gezaghebbend

gezaghebbend

een gezaghebbend schrijver

ein einfussreicher [o. glaubwürdiger] Autor

be·lang·heb·ben·de <belanghebbende|n> [bəlɑŋhɛbəndə] SUBST m en f

belanghebbende

Beteiligte(r) f(m)

belanghebbende

Betroffene(r) f(m)

belanghebbende

belanghebbende

Interessentin f

adem·be·ne·mend <adembenemende, adembenemender, adembenemendst> [adəmbənemənt] ADJ

adembenemend

atem(be)raubend

heb·ben¹ <had, h. gehad> [hɛbə(n)] VERB Aux (ter aanduiding van de voltooide tijd bij werkwoord)

haben

gelachen dat we hebben

wir haben vielleicht gelacht

hij had gezwommen

er war geschwommen

arend <arend|en> [arənt] SUBST m

Adler m

ge·wend [ɣəwɛnt] ADJ

gewöhnt an +Akk

ik ben dat rumoer wel gewend

ich bin den Lärm gewohnt

hij is thuis niet veel gewend

er wird zu Hause nicht sehr verwöhnt

jong gewend, oud gedaan

jung gewohnt, alt getan Sprichw

jong gewend, oud gedaan

gelernt ist gelernt

ho·nend [honənt] ADJ

le·vend [levənt] ADJ

1. levend:

levend (in leven zijnd)

levend (in leven zijnd)

levend (actief)

hij was meer dood dan levend

er war mehr tot als lebendig

zij konden levend geborgen worden

sie konnten lebend geborgen werden

iets levends

in het wild levend

in het wild levend

in levenden lijve (levend en wel)

in levenden lijve (levend en wel)

gesund und munter

in levenden lijve (in eigen persoon)

in deze snel levende tijd

in dieser schnelllebigen Zeit

het er levend vanaf brengen

mit dem Leben davonkommen

levend verbranden

bei lebendigem Leibe verbrennen

het levend wezen

2. levend übtr:

een herinnering levend houden

eine Erinnerung wach halten

de levende talen

die lebenden Sprachen

af·doend [ɑvdunt] ADJ

1. afdoend (voldoende):

afdoende maatregelen

probate Maßnahmen Pl

een afdoend middel

ein wirksames Mittel

2. afdoend (beslissend):

(durch)schlagend

een afdoend bewijs

ein schlagender Beweis

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski