Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „febris“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

fris: Nomen
pleu·ris: Nomen
fe·bru·a·ri: Nomen
on·fris: Adjektiv und Adverb
sme·ris: Nomen
fe·ces: Nomen
feeks: Nomen
feil: Nomen
feit: Nomen
ferm: Adjektiv und Adverb
fer·ry: Nomen
iris: Nomen
ze·bra: Nomen

Meintest du vielleicht: fris , pleuris , zebra , iris , ferry , ferm , feit , feil , feeks , feces , smeris , onfris und februari

fris¹ [frɪs] SUBST nt of m geen Pl

fris

Erfrischungsgetränk nt

pleu·ris [plørɪs] SUBST nt of m of f geen Pl

Rippenfellentzündung f

Pleuritis f fachspr

krijg de pleuris übtr

scher dich zum Teufel

ik schrok me de pleuris ugs

ich erschrak (mich) zu Tode

fe·bru·a·ri [febrywari] SUBST m geen Pl

Februar m

Siehe auch: januari

ja·nu·a·ri [jɑnywari] SUBST m geen Pl

Januar m

(op) de 8e januari [o. (op) 8 januari]

am 8. Januar

begin/einde/half januari

Anfang/Ende/Mitte Januar

per 1 januari

ab 1. Januar

per 1 januari

vom 1. Januar an

sinds januari

acht januari

der achte Januar

Amsterdam, 8 januari 2006

Amsterdam, den 8. Januar 2006

vandaag is het twee januari

heute ist der zweite Januar

on·fris [ɔnfrɪs] ADJ

1. onfris:

onfris (niet fris, helder)

onfris (water, lucht, adem)

2. onfris (niet gezond):

unwohl präd

3. onfris (bedenkelijk):

een onfrisse affaire

eine unappetitliche Affäre

sme·ris <smeris|sen> [smerɪs] SUBST m

Bulle m abw

op smeris staan

Schmiere stehen

fe·ces [fetʃəs] SUBST Pl

Fäzes Pl

feeks <feeks|en> [feks] SUBST f

Hexe f

feil <feil|en> [fɛɪl] SUBST f

1. feil (tekortkoming):

feil

Mangel m

zonder feilen zijn

keine Mängel aufweisen

2. feil (vergissing):

feil

Fehler m

feil

Irrtum m

feit <feit|en> [fɛit] SUBST nt

1. feit:

feit (gebeurtenis, omstandigheid)

feit (bestaande toestand)

achter de feiten aanlopen übtr

den Realitäten hinterherhinken

door het feit dat

een historisch feit

eine historische Tatsache

in feite (in werkelijkheid)

in feite (eigenlijk)

het is een feit dat

Tatsache ist, dass

politieke feiten

politische Gegebenheiten

een feit worden

zur Tatsache werden

aangaande de feiten

was den Tatbestand betrifft

2. feit jur.:

feit (daad)

Tat f

feit (bewijsmateriaal)

Fakten Pl

een strafbaar feit

aangifte doen van een strafbaar feit

Strafanzeige erstatten

ferm <ferme, fermer, fermst> [fɛrm] ADJ

ferm (duchtig)

ferm (duchtig)

ferm (vastberaden)

een ferme kerel

ein tüchtiger Kerl

op ferme toon

in entschlossenem Ton

fer·ry <ferry|'s> [fɛri] SUBST f

Fähre f

iris <iris|sen> [irɪs] SUBST f

1. iris plantk.:

iris

Iris f

2. iris (vlies in het oog):

iris

Iris f

3. iris (regenboog):

iris

Iris f

ze·bra <zebra|'s> [zebra] SUBST m

Zebra nt

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski