Niederländisch » Deutsch

ove·ri·gens [ovərəɣəns] ADV

1. overigens (trouwens):

over·tui·gen1 <overtuigde, h. overtuigd> [ovərtœyɣə(n)] VERB trans (laten inzien dat iets waar is)

over·ˈwe·gen2 <overwoog, h. overwogen> [ovərweɣə(n)] VERB intr (gewichtiger zijn dan het genoemde)

over·tui·gend [ovərtœyɣənt] ADJ

over·vlie·gen2 <vloog over, h. overgevlogen> [ovərvliɣə(n)] VERB trans (vliegend overbrengen)

ˈover·leg·gen1 <legde over, h. overgelegd> [ovərlɛɣə(n)] VERB trans

2. overleggen (terzijde leggen):

over·mor·gen [ovərmɔrɣə(n)] ADV

over·dra·gen <droeg over, h. overgedragen> [ovərdraɣə(n)] VERB trans

1. overdragen (overbrengen):

3. overdragen (overboeken):

over·we·gend1 [ovərweɣənt] ADJ

over·han·di·gen <overhandigde, h. overhandigd> [ovərhɑndəɣə(n)] VERB trans

over·wel·di·gen <overweldigde, h. overweldigd> [ovərwɛldəɣə(n)] VERB trans

over·sprin·gen1 <sprong over, h. overgesprongen> [ovərsprɪŋə(n)] VERB trans (overslaan)


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski