Niederländisch » Deutsch

be·krom·pen <bekrompen, bekrompener, bekrompenst> [bəkrɔmpə(n)] ADJ

ge·krom·pen VERB

gekrompen volt. deelw. van krimpen

Siehe auch: krimpen

in·pom·pen <pompte in, h. ingepompt> [ɪmpɔmpə(n)] VERB trans

1. inpompen (iem iets leren):

2. inpompen (d.m.v. een pomp inbrengen):

(hin)einpumpen in +Akk

op·pom·pen <pompte op, h. opgepompt> [ɔpɔmpə(n)] VERB trans

1. oppompen (volpompen met lucht):

aufpusten ugs

2. oppompen (in de hoogte pompen):

rek·ken1 <rekte, h. gerekt> [rɛkə(n)] VERB trans

2. rekken (door trekken wijder maken):

re·ke·nen1 <rekende, h. gerekend> [rekənə(n)] VERB trans

1. rekenen (tellen):

3. rekenen (begrijpen onder):

4. rekenen (achten):

halten für +Akk

6. rekenen (veronderstellen):

ausgehen von +Dat

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski