Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „slimste“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

so·lis·te: Nomen
slij·ten: Verb
slij·ter: Nomen
sliert: Nomen
slip·je: Nomen
slis·sen: Verb
lief·ste: Nomen
slap·te: Nomen
slim: Adjektiv und Adverb
pi·ste: Nomen

Meintest du vielleicht: soliste , piste , slim , slapte , liefste , slissen , slipje , sliert , slijter und slijten

so·lis·te <soliste|s, soliste|n> [solɪstə] SUBST f

soliste weibliche Form von solist

Siehe auch: solist

so·list <solist|en> [solɪst] SUBST m

1. solist (musicus):

Solist m

2. solist (iem die individueel optreedt):

Individualist m

Alleingänger m

slij·ten¹ <sleet, h. gesleten> [slɛitə(n)] VERB trans

1. slijten:

slijten (doen afnemen in massa, sterkte, bruikbaarheid)

slijten (doen afnemen in massa, sterkte, bruikbaarheid)

slijten (kleding)

zijn schoenen slijten

seine Schuhe verschleißen

2. slijten:

een gat in zijn schoenen slijten (door wrijving, gebruik veroorzaken)

sich Dat die Schuhe durchlaufen

3. slijten (doorbrengen):

fristen abw

zijn leven in armoede slijten

sein Leben in Armut verbringen

4. slijten:

slijten (verkopen)

slijten (handelen, doen in)

kan ik niets aan je slijten? scherzh

kann ich nichts an dich loswerden?

drank slijten

Spirituosen verkaufen

slij·ter <slijter|s> [slɛitər] SUBST m

(Wein- und) Spirituosenhändler m

sliert <sliert|en> [slirt] SUBST m

1. sliert:

sliert (rij personen)

Reihe f

sliert (die elkaar vasthouden)

Kette f

sliert (rij voertuigen)

Kolonne f

2. sliert (een heleboel):

Haufen m

ze hebben een sliert kinderen

sie haben einen Haufen Kinder

3. sliert (persoon):

Bohnenstange f scherzh

Hopfenstange f scherzh

4. sliert:

sliert (slap neerhangend iets: van haar)

sliert (van kledingstukken e.d.)

Zipfel m

sliert (van rook, damp, mist e.d.)

sliert (van regen, stroperige substantie, vermicelli)

Faden m

een sliert haar

eine Haarsträhne

slierten rook

slierten rook

Rauchschwaden Pl

slip·je <slipje|s> [slɪpjə] SUBST nt

Slip m

Höschen nt

slis·sen <sliste, h. geslist> [slɪsə(n)] VERB intr

lief·ste <liefste|n> [lifstə] SUBST m en f

1. liefste (geliefde):

Liebste(r) f(m)

Geliebte(r) f(m)

2. liefste (aanspreekvorm):

Liebste(r) f(m)

slap·te [slɑptə] SUBST f geen Pl

1. slapte (krachteloosheid):

de aanval van slapte

der Schwächeanfall

2. slapte (zachtheid):

3. slapte (geringheid van omzet):

Flaute f

slapte aan de beurs

Flaute an der Börse

4. slapte (geringe concentratie):

de slapte van dit drankje

die Gehaltlosigkeit dieses Getränks

slim <slimme, slimmer, slimst> [slɪm] ADJ

slim

klug

slim (ook listig)

slim (verstandig)

slim (vindingrijk)

slim (vindingrijk)

als je maar slim bent!

Köpfchen, Köpfchen!

niet (een) van de slimsten zijn

nicht viel auf dem Kasten haben

hij is ook een slimme iron

das ist aber ein Schlaukopf

slimme oogjes

kluge [o. schlaue] Äuglein Pl

iem te slim af zijn

jdn überlisten

pi·ste <piste|s, piste|n> [pistə] SUBST f

Piste f

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski