Übersetzungen für „hinüberreiten“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

hin·ˈüber·rei·chen¹ VERB intr

1. hinüberreichen (sich bis zur anderen Seite ausstrecken):

hinüberreichen

zich tot aan de overkant uitstrekken

2. hinüberreichen (zur anderen Seite reichen):

hinüberreichen

tot de andere kant reiken

hin·ˈun·ter·rei·chen² VERB trans

hinunterreichen

naar beneden (aan)reiken

hin·ˈüber·ge·hen VERB intr unreg

1. hinübergehen (nach drüben gehen):

hinübergehen

naar de andere kant gaan

2. hinübergehen geh euph (sterben):

hinübergehen

heengaan

hinübergehen

ontslapen

ˈzu·be·rei·ten VERB trans (Essen, Medizin)

zubereiten

toebereiden

zubereiten

klaarmaken

ˈhin·ar·bei·ten VERB intr

hinarbeiten

toewerken naar

hinarbeiten

streven naar

auf einen Krieg hinarbeiten

op een oorlog aansturen

hin·ˈüber·fah·ren¹ VERB intr unreg

hinüberfahren

naar de andere kant [o. over de grens] rijden

be·ˈrei·ten³ [bəˈr͜aitn̩] VERB refl geh

bereiten

zich klaarmaken

bereiten

zich voorbereiden

ˈüber·lei·ten VERB intr

überleiten

een overgang maken

überleiten

overgaan

überleiten

de overgang maken

hin·ˈun·ter·ge·hen VERB intr unreg

1. hinuntergehen (nach unten gehen):

hinuntergehen

naar beneden gaan [o. lopen]

2. hinuntergehen (die Flughöhe verringern):

hinuntergehen

naar beneden gaan

ˈauf·be·rei·ten VERB trans

1. aufbereiten (verwendungsfähig machen):

aufbereiten

geschikt maken voor verder gebruik

aufbereiten

(toe)bereiden

aufbereiten

wassen

aufbereiten

zuiveren

Trinkwasser aufbereiten

drinkwater zuiveren [o. bereiden]

2. aufbereiten (entschlüsseln, offenbaren):

aufbereiten

ontsluiten

3. aufbereiten:

aufbereiten (bearbeiten)

bewerken

aufbereiten (analysieren)

verwerken

aufbereiten (analysieren)

analyseren

Statistiken aufbereiten

statistieken verwerken

ˈvor·be·rei·ten¹ VERB trans

vorbereiten

voorbereiden

vorbereiten

klaarmaken

vorbereiten

gereedmaken

vorbereiten

prepareren