Niederländisch » Deutsch

over·ˈstem·men <overstemde, h. overstemd> [ovərstɛmə(n)] VERB trans

1. overstemmen (meer geluid maken):

2. overstemmen (door meerderheid van stemmen verslaan):

over·ste·ken <stak over, h./i. overgestoken> [ovərstekə(n)] VERB intr

1. oversteken (een weg, een water overgaan):

2. oversteken (over iets uitsteken):

over·spel [ovərspɛl] SUBST nt geen Pl

over·schot <overschot|ten> [ovərsxɔt] SUBST nt

2. overschot (wat te veel is):

ˈover·stro·men1 <stroomde over, i. overgestroomd> [ovərstromə(n)] VERB intr

1. overstromen (over iets heen stromen):

2. overstromen (overlopen):

4. overstromen (naar een andere plaats stromen):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski