Übersetzungen für „Älteste Ältester“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈÄl·tes·te(r) [ˈɛltəstə (-tɐ)] SUBST f(m) dekl wie Adj

1. Älteste(r):

Älteste(r) REL, HIST

oudste m en f

Älteste(r) REL, HIST

ouderling(ouderlinge) m (f)

2. Älteste(r):

Älteste(r) (ältester Sohn)

oudste zoon

Älteste(r) (älteste Tochter)

oudste dochter

alt <älter, (am) ältest(en)> [alt] ADJ

1. alt (ein bestimmtes Alter habend):

alt

oud

alt an Jahren

oud van jaren

alt an Jahren

bedaagd

alt wie Methusalem ugs scherzh

zo oud als Methusalem

alt wie Methusalem ugs scherzh

zeer oud

2. alt (betagt):

der alte Meier ugs

de oude Meier

der alte Meier ugs

Meier senior

auf/für seine alten Tage

op/voor zijn oude dag

Alt und Jung

jong en oud

Alt und Jung

iedereen

Alt und Jung

ouden en jongen

3. alt (abgelagert):

aus Alt Neu machen ugs

van oud nieuw maken

aus Alt Neu machen ugs

het oude als nieuw herstellen

alt für neu FIN

tegen dagwaarde [o. nieuwwaarde]

neu für alt

nieuw in ruil voor oud

4. alt (nicht neu):

ein alter Hut

iets dat iedereen al weet

5. alt (zwischen dem 14. und 18. Jahrhundert):

alte Meister

(schilderijen van) oude meesters

6. alt (frühere):

alt

oud

die Alte Geschichte

de Oude Geschiedenis

die alten Sprachen

de oude [o. klassieke] talen

7. alt (gewöhnlich, normal):

alles geht seinen alten Gang

alles gaat zijn oude [o. gewone] gang

er ist ganz der Alte

hij is helemaal de oude [o. niet veranderd]

eine ältere Dame (betagt)

een dame op leeftijd

die ältere Generation

de oudere [o. niet meer zo jonge] generatie

etw alt kaufen (gebraucht)

iets tweedehands kopen

irgendwo nicht alt werden ugs

ergens niet lang blijven

Alt <Alt(e)s, Alte> [alt] SUBST m meist Sg

1. Alt MUS (Altstimme):

Alt

alt(stem)

2. Alt (Tonlage) kein Pl:

Alt

alt(partij)

im Alt mitsingen

in de altpartij meezingen

3. Alt (Altsängerin):

Alt

alt(zangeres)