Übersetzungen für „hoofse“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

ˈHo·se <Hose, Hosen> [ˈhoːzə] SUBST f meist Pl

1. Hose:

Hose

broek

Hose

pantalon

eng anliegende Hosen

een nauwsluitende broek

sich auf die Hosen setzen ugs

flink aan de studie gaan

in die Hosen gehen ugs

op niets uitlopen

ein Paar Hosen

een broek

die Hosen runterlassen ugs

ermee voor de draad moeten komen

dem Jungen die Hosen spannen [o. stramm ziehen]

de jongen een pak voor de broek geven

tote Hose ugs

een saaie boel

die Hosen voll kriegen ugs

een flink pak slaag krijgen

die Hosen (gestrichen) voll haben ugs

het in de broek doen van angst

das ist Jacke wie Hose

dat is lood om oud ijzer

2. Hose (Unterhose):

Hose

broekje nt

Hose

slipje nt

ˈhof·fen¹ [ˈhɔfn̩] VERB trans

hoffen

hopen

das will ich nicht hoffen

dat hoop ik niet

ˈhop·sen [ˈhɔpsn̩] VERB intr

1. hopsen ugs (hüpfen):

hopsen

huppelen

das ist gehopst wie gesprungen übtr

dat is lood om oud ijzer

2. hopsen ugs (hektisch sein):

hopsen

hosselen

ˈCho·se <Chose, Chosen> [ˈʃoːzə] SUBST f

1. Chose ugs (Angelegenheit):

Chose

zaakje nt

Chose

chose

Chose

affaire

2. Chose ugs (Zeug):

Chose

spullen

Chose

rommel