Niederländisch » Deutsch

plu·che [plyʃ(ə)] SUBST nt of m geen Pl

ont·sprui·ten <ontsproot, i. ontsproten> [ɔntsprœytə(n)] VERB intr

1. ontspruiten (uitspruiten):

2. ontspruiten (voortkomen):

aan·spre·ken <sprak aan, h. aangesproken> [ansprekə(n)] VERB trans

3. aanspreken (in de smaak vallen bij):

in·sprin·gen <sprong in, i. ingesprongen> [ɪnsprɪŋə(n)] VERB intr

glans·pe·ri·o·de <glansperiode|s, glansperiode|n> [ɣlɑnsperijodə] SUBST f


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski