Übersetzungen für „Reizgase“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

rei·zi·ger <reiziger|s> [rɛizəɣər] SUBST m

reiziger

Reisende(r) m

reiziger (passagier)

Fahrgast m

reiziger (passagier in een vliegtuig)

Fluggast m

rei·zen <reisde, h./i. gereisd> [rɛizə(n)] VERB intr

reizen

reisen

op en neer reizen

pendeln

per spoor reizen

mit der Bahn fahren

voor zaken reizen

geschäftlich reisen

te voet reizen

wandern

eerste klas reizen

erster Klasse reisen

rei·zend [rɛizənt] ADJ

1. reizend:

reizend (op reis zijnde)

reisend

reizend (met een vaar-, voertuig ook)

fahrend

2. reizend (van plaats tot plaats gaand):

reizend

wandernd

reizend

Wander-

reizend

herumziehend

het reizend circus

der Wanderzirkus

een reizende tentoonstelling

eine Wanderausstellung

het reizend toneelgezelschap

die Wanderbühne

rei·ger <reiger|s> [rɛiɣər] SUBST m

reiger

Reiher m

de blauwe reiger

der Fischreiher

de blauwe reiger

der Graureiher

reis·gids <reisgids|en> [rɛisxɪts] SUBST m

1. reisgids (brochure):

reisgids

Reiseprospekt m

2. reisgids (boek):

reisgids

Reiseführer m

3. reisgids (persoon):

reisgids

Reiseführer m

reisgids

Fremdenführer m

reik·hal·zen¹ <reikhalsde, h. gereikhalsd> [rɛikhɑlzə(n)] VERB trans

reikhalzen

herbeisehnen

reis·kos·ten [rɛiskɔstə(n)] SUBST

reiskosten

Reisekosten Pl

reiskosten

Fahrtkosten Pl

reiskosten (gemaakte onkosten)

Reisespesen Pl

reiskosten (vliegreis)

Flugkosten Pl

reiskosten declareren

Reisekosten in Rechnung stellen

reis- en verblijfkosten

Reise- und Aufenthaltskosten Pl

ex·ta·se [ɛkstazə] SUBST f geen Pl

extase

Ekstase f

extase

Verzückung f

in extase raken

in Ekstase geraten

iem in extase brengen

jdn in Ekstase versetzen