Niederländisch » Deutsch

won·der·baar [wɔndərbar] ADJ

be·vaar·baar [bəvarbar] ADJ

be·na·de·ren <benaderde, h. benaderd> [bənadərə(n)] VERB trans

1. benaderen (nader komen tot):

sich nähern +Dat

be·na·de·ring <benadering|en> [bənadərɪŋ] SUBST f

1. benadering (het nader komen):

2. benadering (aanpak):

3. benadering (het polsen van iem):

weer·baar <weerbare, weerbaarder, weerbaarst> [werbar] ADJ

le·ver·baar [levərbar] ADJ

on·eer·baar [ɔnerbar] ADJ

re·geer·baar [rəɣerbar] ADJ

in·vor·der·baar [ɪnvɔrdərbar] ADJ

on·be·vaar·baar [ɔmbəvarbar] ADJ

be·na·deel·de <benadeelde|n> [bənadeldə] SUBST m en f

dier·baar <dierbare, dierbaarder, dierbaarst> [dirbar] ADJ

on·hoor·baar [ɔnhorbar] ADJ


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski