Übersetzungen für „gerechte“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ge·recht <gerecht|en> [ɣərɛxt] SUBST nt

1. gerecht:

gerecht (eten)

Gericht nt

gerecht (opeenvolgende gerechten)

Gang m

een exotisch gerecht

ein exotisches Gericht

2. gerecht jur.:

gerecht

Gericht nt

voor het gerecht verschijnen

vor Gericht Dat erscheinen

voor het gerecht gedaagd worden

vorgeladen werden

be·rech·ten <berechtte, h. berecht> [bərɛxtə(n)] VERB trans

berechten

aburteilen

ge·rech·tigd [ɣərɛxtəxt] ADJ

gerechtigd

berechtigt

gerechtigd

befugt

gerechtigd tot deelname

teilnahmeberechtigt

ge·rech·te·lijk [ɣərɛxtələk] ADJ

gerechtelijk

gerichtlich

gerechtelijk

Gerichts-

gerechtelijk

gerichts-

het gerechtelijk akkoord

der Prozessvergleich

gerechtelijke dagvaarding/vervolging

gerichtliche Vorladung/Verfolgung f

de gerechtelijke dwaling/moord

der Justizirrtum/Justizmord

een gerechtelijk onderzoek instellen tegen iem

gegen jdn ermitteln

de gerechtelijke politie belg

die Kriminalpolizei

iem gerechtelijk vervolgen

gegen jdn gerichtlich vorgehen

het gerechtelijk vonnis

das Gerichtsurteil

het gerechtelijk vooronderzoek

das Ermittlungsverfahren

langs gerechtelijke weg

auf dem Rechtsweg

na·ge·recht <nagerecht|en> [naɣərɛxt] SUBST nt

nagerecht

Nachtisch m

ge·rechts·hof <gerechts|hoven> [ɣərɛxtshɔf] SUBST nt

1. gerechtshof (rechterlijk college):

gerechtshof

Gerichtshof m

Internationaal Gerechtshof

Internationale(r) Gerichtshof m

2. gerechtshof (gebouw):

gerechtshof

Gericht nt

gerechtshof

Gerichtsgebäude nt