Übersetzungen für „interprete“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

in·ter·pre·te·ren <interpreteerde, h. geïnterpreteerd> [ɪntərpreterə(n)] VERB trans

interpreteren

interpretieren

verkeerd interpreteren

falsch interpretieren

verkeerd interpreteren

fehlinterpretieren

in·ter·pre·ta·tie <interpretatie|s> [ɪntərpreta(t)si] SUBST f

interpretatie

Interpretation f

de interpretatie van een wetsartikel

die Auslegung eines Gesetzartikels

in·ter·net [ɪntərnɛt] SUBST nt geen Pl

internet

Internet nt

op [o. over] (het) internet surfen

im Internet surfen

in·ter·ce·den·te SUBST f

intercedente weibliche Form von intercedent

Siehe auch: intercedent

in·ter·ce·dent <intercedent|en> [ɪntərsedɛnt] SUBST m

intercedent

Stellenvermittler m

in·ter·jec·tie <interjectie|s> [ɪntərjɛksi] SUBST f

interjectie

Interjektion f

in·ter·pel·la·tie <interpellatie|s> [ɪntərpɛla(t)si] SUBST f pol.

interpellatie

parlamentarische Anfrage f

interpellatie

Interpellation f fachspr

een interpellatie gericht aan de minister

eine parlamentarische Anfrage an den Minister

het recht van interpellatie pol.

das Interpellationsrecht

in·ter·pel·le·ren <interpelleerde, h. geïnterpelleerd> [ɪntərpɛlerə(n)] VERB trans

1. interpelleren pol. (zich met een interpellatie richten tot):

interpelleren

interpellieren fachspr

interpelleren

eine parlamentarische Anfrage einbringen

2. interpelleren (om opheldering vragen):

interpelleren

nachfragen bei