Übersetzungen für „jämmerlicher“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

jam·mer·lijk <jammerlijke, jammerlijker, jammerlijkst> [jɑmərlək] ADJ

jammerlijk

jämmerlich

jammerlijk

kläglich

jammerlijk mislukken

kläglich [o. jämmerlich] scheitern

op jammerlijke toon

in kläglichem Ton

op een jammerlijke wijze om het leven komen

jämmerlich umkommen

zij zingt jammerlijk

sie singt erbärmlich [o. miserabel]

jam·mer·klacht <jammerklacht|en> [jɑmərklɑxt] SUBST f

jammerklacht

Wehklage f

jam·me·ren <jammerde, h. gejammerd> [jɑmərə(n)] VERB intr

jammeren

jammern

jammeren

lamentieren abw

jammeren (klaaglijk, zacht)

wimmern

om zijn moeder jammeren

nach seiner Mutter jammern

om een dood kind jammeren

den Tod eines Kindes beklagen

jammeren om [o. over ] zijn ongeluk

über sein Unglück Akk jammern

jam·mer·kreet <jammer|kreten> [jɑmərkret] SUBST m

jammerkreet

Jammergeschrei nt

jammerkreet

Wehgeschrei nt

een jammerkreet laten horen

laut jammern

een jammerkreet laten horen

ein Jammergeschrei erheben form