Übersetzungen für „leefsituatie“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

si·tu·a·tie <situatie|s, situa|tiën> [sitywa(t)si] SUBST f

1. situatie (positie):

situatie

Lage f

situatie

Situation f

zich in een gevaarlijke situatie bevinden

sich in einer gefährlichen Situation [o. Lage] befinden

zich in iems situatie verplaatsen

sich in jds Lage [o. Situation] Akk versetzen

een precaire situatie

eine heikle [o. brenzlige] Situation

2. situatie:

situatie (toestand)

Lage f

situatie (toestand)

Situation f

situatie (omstandigheden)

Verhältnisse Pl

de economische situatie

die Wirtschaftslage

afhankelijk van de situatie

situationsbedingt

3. situatie (ligging):

situatie

Lage f

de situatie schetsen

die Lage skizzieren

in·si·nu·a·tie <insinuatie|s> [ɪnsinywa(t)si] SUBST f

insinuatie

Unterstellung f

insinuatie

Verdächtigung f

men·stru·a·tie [mɛnstrywa(t)si] SUBST f geen Pl

menstruatie

Menstruation f

menstruatie

Monatsblutung f

vi·si·ta·tie <visitatie|s> [vizita(t)si] SUBST f (onderzoek, inspectie)

visitatie

Visitation f

visitatie

Durchsuchung f

iem aan een visitatie onderwerpen

jdn einer Visitation unterziehen

win-win·si·tu·a·tie <win-winsituatie|s> [wɪnwɪnsitywa(t)si] SUBST f (toestand)

win-winsituatie

Win-win-Situation f

win-winsituatie

für alle Beteiligten vorteilhafte Situation f

uit·gangs·si·tu·a·tie <uitgangssituatie|s> [œytxɑŋsitywa(t)si] SUBST f

uitgangssituatie

Ausgangslage f

fluc·tu·a·tie <fluctuatie|s> [flʏktywa(t)si] SUBST f

fluctuatie

Fluktuation f form

fluctuatie

Schwankung f

leef·wij·ze <leefwijze|n> [lefwɛizə] SUBST f

leefwijze

Lebensweise f

leefwijze

Lebensführung f

leef·mi·lieu <leefmilieu|s> [lefmɪljø] SUBST nt

leefmilieu

Umwelt f

leef·kli·maat [lefklimat] SUBST nt geen Pl

leefklimaat

Lebensbedingungen Pl

eva·cu·a·tie <evacuatie|s> [evakywa(t)si] SUBST f

evacuatie

Evakuierung f

eva·lu·a·tie <evaluatie|s> [evalywa(t)si] SUBST f

1. evaluatie (nabespreking):

evaluatie

Evaluation f form

evaluatie

Evaluierung f form

evaluatie

Auswertung f

2. evaluatie (waardeschatting, waardebepaling):

evaluatie

Evaluation f form

evaluatie

Wertbestimmung f

3. evaluatie econ.:

evaluatie

Kursfestsetzung f

de·va·lu·a·tie <devaluatie|s> [devalywa(t)si] SUBST f

devaluatie

Abwertung f

re·va·lu·a·tie [revalywa(t)si] SUBST f geen Pl

1. revaluatie (munteenheid):

revaluatie

Aufwertung f

revaluatie

Revalvation f fachspr

2. revaluatie (herwaardering):

revaluatie

neue Wertschätzung f