Übersetzungen für „skalierend“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

na·de·rend [nadərənt] ADJ

naderend

herannahend

naderend

näher kommend

een naderend onweer

ein heraufziehendes Gewitter

het naderend verkeer

der Gegenverkehr

waar·de·rend [warderənt] ADJ

waarderend

anerkennend

waarderend

schätzend

ze·ge·vie·rend [zeɣəvirənt] ADJ

zegevierend

siegreich

zegevierend

triumphierend

in·tri·ge·rend ADJ

intrigerend → intrigant

Siehe auch: intrigant

in·tri·gant <intrigant|en> [ɪntriɣɑnt] SUBST m

intrigant

Intrigant m

schit·te·rend <schitterende, schitterender, schitterendst> [sxɪtərənt] ADJ

1. schitterend:

schitterend (stralend)

glänzend

schitterend (ogen, sterren, zon, kleuren)

leuchtend

schitterend (ogen, sterren, zon, kleuren)

strahlend

schitterend (glas, edelstenen)

funkelnd

schitterend (sneeuw, water, edelstenen)

glitzernd

een schitterend licht

ein strahlendes Licht

de schitterende sneeuw

der glitzernde Schnee

een schitterende ster

ein funkelnder Stern

2. schitterend (prachtig):

schitterend

blendend

schitterend

glänzend

schitterend

prächtig

schitterend

brillant form

schitterend

famos ugs

een schitterend idee

ein glänzender Einfall

een schitterende loopbaan

eine glänzende Laufbahn

schitterende overwinningen

glanzvolle Siege Pl

een schitterende prestatie

eine Glanzleistung

een schitterende toekomst

eine blendende Zukunft

de vakantie was schitterend

der Urlaub war herrlich

schitterend van kleur

farbenprächtig

ty·pe·rend [tiperənt] ADJ

typerend

kennzeichnend

typerend

bezeichnend

typerend

charakteristisch

typerend

typisch ugs

den·de·rend [dɛndərənt] ADJ

1. denderend (donderend):

denderend

donnernd

denderend

dröhnend

2. denderend (geweldig):

denderend

großartig

wei·ge·rend [wɛɪɣərənt] ADJ

weigerend

abschlägig

weigerend

ablehnend

on·roe·rend [ɔnrurənt] ADJ

onroerend

unbeweglich

de makelaar in onroerend goed

der Immobilienhändler

onroerende goederen

Immobilien Pl

ener·ve·rend <enerverende, enerverender, enerverendst> [enɛrverənt] ADJ

enerverend

aufreibend

im·po·ne·rend [ɪmponerənt] ADJ

imponerend

imponierend

imponerend

imposant

uit·voe·rend [œytfurənt] ADJ

uitvoerend

ausführend

de uitvoerenden (bij voorstelling)

die Ausführenden Pl

de uitvoerenden (bij voorstelling)

die Mitwirkenden Pl

de uitvoerende macht (concreet)

die Exekutive

ge·luid·we·rend [ɣəlœytwerənt] ADJ

geluidwerend

schallsicher

geluidwerend

schalldicht

af·keu·rend [ɑfkørənt] ADJ

afkeurend

abfällig

een afkeurende blik

ein missbilligender Blick

zich afkeurend over iem/iets uitlaten

sich abfällig über jdn/etw äußern

wel·va·rend <welvarende, welvarender, welvarendst> [wɛlvarənt] ADJ

1. welvarend (welgesteld):

welvarend

wohlhabend

welvarend

gut situiert

welvarend worden

zu Wohlstand kommen

2. welvarend (gezond, bloeiend):

welvarend

gesund

welvarend

blühend

welvarend form

wohlauf

er welvarend uitzien

blühend aussehen